89
8. Aansluiting op de audio-installatie
De cd-speler beschikt over cinch-bussen AUDIO OUT (28) voor het aansluiten van uw audio-installatie (bijv.
mengpaneel).
Gebruik voor de aansluiting van de audio-uitgangen alleen hiervoor geschikte, afgeschermde
aansluitkabels. Bij gebruik van andere kabels kunnen zich storingen voordoen.
Om vervormingen of onjuiste aanpassingen te voorkomen die tot beschadiging van het appa-
raat kunnen leiden, mogen op de betreffende aansluitingen uitsluitend apparaten met soortge-
lijke contacten worden aangesloten.
Let hierbij ook op de aansluitwaarden in de “Technische gegevens”.
• Verbind de aansluitingen AUDIO OUT (28) met de cd-ingangen van uw mengpaneel of voorversterker.
• Verbind de bus “L” met de linker ingang en de bus “R” met de rechter ingang.
• Als uw versterker of mengpaneel over een digitale coaxiale ingang beschikt, kan een audioverbinding via de
DIGITAL OUT-bus (29) van de cd-speler worden gemaakt.
• Verbind de REMOTE-bus (30) met de REMOTE-bus van het mengpaneel.
• Verbind de RELAY-bus (31) met de RELAY-bus van de tweede cd-speler.
De functie REMOTE en RELAY kan uitsluitend worden gebruikt wanneer uw tweede cd-speler en
mengpaneel deze functies ondersteunen en over overeenkomstige ingangen beschikt. De overeen-
komstige verbindingskabels zijn niet bij de levering inbegrepen.
9. Netaansluiting
Het stopcontact waarop de cd-speler wordt aangesloten, moet gemakkelijk bereikbaar zijn
zodat het apparaat in geval van storingen snel en eenvoudig van de netspanning kan worden
gescheiden.
De cd-speler en alle aangesloten apparaten moeten bij het aansluiten van de voedingsspanning
zijn uitgeschakeld.
Controleer of alle elektrische verbindingen, verbindingsleidingen tussen de apparaten en even-
tuele verlengsnoeren volgens de voorschriften en in overeenstemming met de gebruiksaanwij-
zing zijn aangesloten.
• Steek de stekker van het netsnoer (33) in een goedgekeurde wandcontactdoos (230V~ / 50Hz).
• Met de netschakelaar (32) wordt de cd-speler in- resp. uitgeschakeld.