45 NEDERLANDS
6.
Inspecteer uw werkstuk voordat u begint te zagen.
Als het werkstuk gebogen of verdraaid is, klemt
u het vast met de buitenkant van het gebogen
oppervlak tegen de geleider. Verzeker u er altijd
van dat er geen opening is tussen het werkstuk,
de geleider en de tafel langs de zaaglijn.
Gebogen
of verdraaide werkstukken kunnen zich draaien of
verschuiven, en kunnen het draaiende zaagblad doen
verlopen tijdens het zagen. Er mogen geen spijkers of
vreemde voorwerpen in het werkstuk zitten.
7.
Gebruik de zaag niet totdat de tafel vrij is van
alle gereedschappen, houtsnippers, enz.,
behalve het werkstuk.
Kleine stukjes afval, losse
stukjes hout of andere voorwerpen die in aanra
-
king komen met het draaiende zaagblad, kunnen
met hoge snelheid worden weggeworpen.
8.
Zaag slechts één werkstuk tegelijkertijd.
Meerdere, opgestapelde werkstukken kunnen niet
goed worden vastgeklemd of vastgehouden, en
kunnen het zaagblad doen vastlopen of tijdens het
zagen verschuiven.
9.
Verzeker u er vóór gebruik van dat de verstek-
zaag is bevestigd of geplaatst op een stevig
werkoppervlak.
Een horizontaal en stevig wer-
koppervlak verkleint de kans dat de verstekzaag
instabiel wordt.
10.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer u
de instelling voor de schuine hoek of verstek-
hoek, verzekert u zich ervan dat de verstelbare
geleider correct is afgesteld om het werkstuk
te steunen en tevens het zaagblad of bescher-
mingssysteem niet raakt tijdens gebruik.
Zonder
het gereedschap in te schakelen en zonder een
werkstuk op de tafel, beweegt u het zaagblad langs
een volledige, gesimuleerde zaagsnede om er
zeker van te zijn dat het zaagblad niets raakt en er
geen gevaar is dat in de geleider wordt gezaagd.
11.
Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor
een werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel.
Werkstukken die
breder of langer zijn dan de verstekzaagtafel, kun
-
nen kantelen als ze niet goed worden ondersteunt.
Als het afgezaagde deel of het werkstuk kantelt,
kan het de onderste beschermkap optillen of wor-
den weggeworpen door het draaiende zaagblad.
12.
Gebruik niet een andere persoon als ver-
vanging van een tafelverlenging of als extra
ondersteuning.
Een instabiele ondersteuning van
het werkstuk kan ertoe leiden dat het zaagblad
vastloopt of het werkstuk verschuift tijdens het
zagen, waardoor u en de helper in het draaiende
zaagblad worden getrokken.
13.
Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaagblad
bekneld raken of gedrukt worden.
Indien opge-
sloten, d.w.z. bij gebruik van lengteaanslagen, kan
het afgezaagde deel tegen het zaagblad bekneld
raken en met kracht weggeworpen worden.
14.
Gebruik altijd een klem of een bevestigings-
methode die bedoeld is om ronde werkstuk-
ken, zoals een staaf of buis, te ondersteunen.
Staven neigen te verrollen tijdens het zagen,
waardoor het zaagblad zich ‘vastbijt’ en het
werkstuk met uw hand in het zaagblad wordt
getrokken.
15.
Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt.
Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
16.
Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, scha-
kelt u de verstekzaag uit. Wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen en
trek de stekker uit het stopcontact en/of verwij-
der de accu. Verwijder daarna het vastgelopen
materiaal.
Als u blijft zagen met een vastgelopen
zaagblad, kunt u de controle over de verstekzaag
verliezen of deze beschadigen.
17.
Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u
de schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag
gedrukt houden en wacht u tot het zaagblad
stilstaat voordat u het afgezaagde deel verwij-
dert.
Het is gevaarlijk om met uw hand in de buurt
van het nalopende zaagblad te reiken.
18.
Houd het handvat stevig vast bij het maken van een
onvolledige zaagsnede en bij het loslaten van de
schakelaar voordat de zaagkop helemaal omlaag
is geduwd.
Door het remeffect van het zaagblad kan
ertoe leiden dat de zaagkop plotseling omlaag getrok-
ken wordt, waardoor een kans op letsel ontstaat.
19.
Gebruik uitsluitend een zaagblad met een
diameter zoals aangegeven op het gereed-
schap of vermeld in de gebruiksaanwijzing.
Het gebruik van een zaagblad met een verkeerde
afmeting, kan een goede bescherming of werking
van het zaagblad verhinderen, wat kan leiden tot
ernstig persoonlijk letsel.
20.
Gebruik altijd een zaagblad dat is gemarkeerd met
een toerental dat gelijk is aan of hoger is dan het
toerental dat is aangegeven op het gereedschap.
21.
Gebruik de zaag niet voor het zagen van iets
anders dan hout, aluminium of soortgelijke
materialen.
22.
(Alleen voor Europese landen)
Gebruik altijd een zaagblad dat voldoet aan EN847-1.
Aanvullende instructies
1.
Houd de werkplaats kinderveilig met
hangsloten.
2.
Ga nooit op het gereedschap staan.
Er kan ernstig
letsel ontstaan als het gereedschap omvalt of als het
snij-/zaaggarnituur per ongeluk wordt aangeraakt.
3.
Laat het gereedschap nooit ingeschakeld
achter. Schakel de voeding uit. Laat het
gereedschap niet achter totdat het volledig tot
stilstand is gekomen.
4.
Gebruik de zaag niet zonder dat de
beschermkappen zijn aangebracht. Controleer
vóór elk gebruik of de beschermkap goed sluit.
Gebruik de zaag niet indien de beschermkap
niet goed beweegt en niet snel over het zaag-
blad sluit. Klem of bind de beschermkap nooit
in de geopende stand vast.
5.
Houd uw handen uit de buurt van het zaagblad.
Voorkom contact met het nog nadraaiende zaagblad.
Het kan nog steeds ernstig letsel veroorzaken.
6.
Zet alle bewegende onderdelen vast alvorens
het gereedschap te dragen.
7.
De aanslagpen die de zaagkop in de onderste
stand vergrendelt, wordt alleen gebruikt voor
het dragen en opbergen van het gereedschap
en niet voor zaagbedieningen.