63
geproduceerd, verbranden de onderste beschermkap,
het zaagsnede-inzetstuk en andere
kunststofonderdelen.
2.
Gebruik klemmen om het werkstuk vast te zetten
wanneer dat mogelijk is. Als u het werkstuk met de
hand vasthoudt, moet u uw hand altijd minstens
100 mm van beide kanten van het zaagblad weg
houden. Gebruik deze zaag niet voor het zagen
van werkstukken die te klein zijn om stevig vast te
klemmen of met de hand vast te houden.
Als uw
hand te dicht bij het zaagblad is geplaatst, is de kans
groter dat u letsel oploopt door het aanraken van het
zaagblad.
3.
Het werkstuk moet stil liggen en vastgeklemd zijn
of vastgehouden worden tegen zowel de geleider
als de tafel. Voer het werkstuk niet in het zaagblad
aan, en zaag nooit ‘uit de vrije hand’.
Losliggende
of bewegende werkstukken kunnen op hoge snelheid
worden weggeworpen en letsel veroorzaken.
4.
Duw het zaagblad door het werkstuk. Trek het
zaagblad niet door het werkstuk. Om een
zaagsnede te maken, brengt u de zaagkop
omhoog en trekt u het naar u toe boven het
werkstuk zonder te zagen. Start de motor, duw de
zaagkop omlaag en duw het zaagblad door het
werkstuk.
Als tijdens de trekkende beweging wordt
gezaagd, klimt het zaagblad waarschijnlijk uit het
werkstuk en wordt de zaagkop met kracht in de
richting van de gebruiker geworpen.
5.
Kruis met uw hand nooit de beoogde zaaglijn,
hetzij vóór dan wel achter het zaagblad.
Het
‘kruislings’ vasthouden van het werkstuk, waarbij het
werkstuk aan de rechterkant van het zaagblad wordt
vastgehouden met de linkerhand, of vice versa, is
bijzonder gevaarlijk.
(Fig. 1)
6.
Reik niet achter de geleider met een van uw
handen dichter dan 100 mm bij een van de kanten
van het zaagblad, om houtsnippers te verwijderen
of om welke andere reden dan ook, terwijl het
zaagblad draait.
U realiseert zich mogelijk niet hoe
dicht uw hand bij het draaiende zaagblad is en u kunt
ernstig letsel oplopen.
7.
Inspecteer uw werkstuk voordat u begint te zagen.
Als het werkstuk gebogen of verdraaid is, klemt u
het vast met de buitenkant van het gebogen
oppervlak tegen de geleider. Verzeker u er altijd
van dat er geen opening is tussen het werkstuk,
de geleider en de tafel langs de zaaglijn.
Gebogen
of verdraaide werkstukken kunnen zich draaien of
verschuiven, en kunnen het draaiende zaagblad doen
verlopen tijdens het zagen. Er mogen geen spijkers of
vreemde voorwerpen in het werkstuk zitten.
8.
Gebruik de zaag niet totdat de tafel vrij is van alle
gereedschappen, houtsnippers, enz., behalve het
werkstuk.
Kleine stukjes afval, losse stukjes hout of
andere voorwerpen die in aanraking komen met het
draaiende zaagblad, kunnen met hoge snelheid
worden weggeworpen.
9.
Zaag slechts één werkstuk tegelijkertijd.
Meerdere,
opgestapelde werkstukken kunnen niet goed worden
vastgeklemd of vastgehouden, en kunnen het
zaagblad doen vastlopen of tijdens het zagen
verschuiven.
10.
Verzeker u er vóór gebruik van dat de verstekzaag
is bevestigd of geplaatst op een stevig
werkoppervlak.
Een horizontaal en stevig
werkoppervlak verkleint de kans dat de verstekzaag
instabiel wordt.
11.
Plan uw werkzaamheden. Elke keer wanneer u de
instelling voor de schuine hoek of verstekhoek,
verzekert u zich ervan dat de verstelbare geleider
correct is afgesteld om het werkstuk te steunen en
tevens het zaagblad of beschermingssysteem niet
raakt tijdens gebruik.
Zonder het gereedschap in te
schakelen en zonder een werkstuk op de tafel,
beweegt u het zaagblad langs een volledige,
gesimuleerde zaagsnede om er zeker van te zijn dat
het zaagblad niets raakt en er geen gevaar is dat in de
geleider wordt gezaagd.
12.
Zorg voor voldoende ondersteuning, zoals
tafelverlengingen, zaagbokken, enz. voor een
werkstuk dat breder of langer is dan het
bovenoppervlak van de tafel.
Werkstukken die
breder of langer zijn dan de verstekzaagtafel, kunnen
kantelen als ze niet goed worden ondersteunt. Als het
afgezaagde deel of het werkstuk kantelt, kan het de
onderste beschermkap optillen of worden
weggeworpen door het draaiende zaagblad.
13.
Gebruik niet een andere persoon als vervanging
van een tafelverlenging of als extra
ondersteuning.
Een instabiele ondersteuning van het
werkstuk kan ertoe leiden dat het zaagblad vastloopt
of het werkstuk verschuift tijdens het zagen, waardoor
u en de helper in het draaiende zaagblad worden
getrokken.
14.
Het afgezaagde deel van het werkstuk mag op
geen enkele wijze tegen het draaiende zaagblad
bekneld raken of gedrukt worden.
Indien
opgesloten, d.w.z. bij gebruik van lengteaanslagen,
kan het afgezaagde deel tegen het zaagblad bekneld
raken en met kracht weggeworpen worden.
15.
Gebruik altijd een klem of een
bevestigingsmethode die bedoeld is om ronde
werkstukken, zoals een staaf of buis, te
ondersteunen.
Staven neigen te verrollen tijdens het
zagen, waardoor het zaagblad zich ‘vastbijt’ en het
werkstuk met uw hand in het zaagblad wordt
getrokken.
16.
Laat het zaagblad de volle snelheid bereiken
voordat deze het werkstuk raakt.
Dit verkleint de
kans dat het werkstuk wordt weggeworpen.
17.
Als het werkstuk of zaagblad vastloopt, schakelt u
de verstekzaag uit. Wacht totdat alle bewegende
delen tot stilstand zijn gekomen en trek de stekker
uit het stopcontact en/of verwijder de accu.
Verwijder daarna het vastgelopen materiaal.
Als u
blijft zagen met een vastgelopen zaagblad, kunt u de
controle over de verstekzaag verliezen of deze
beschadigen.
18.
Nadat u de zaagsnede hebt voltooid, laat u de
schakelaar los, blijft u de zaagkop omlaag gedrukt
houden en wacht u tot het zaagblad stilstaat
voordat u het afgezaagde deel verwijdert.
Het is
gevaarlijk om met uw hand in de buurt van het
nalopende zaagblad te reiken.
19.
Houd het handvat stevig vast bij het maken van
een onvolledige zaagsnede en bij het loslaten van