37
NEDERLANDS
Indicatorlampjes
Resterende
acculading
Brandt
Uit
Knippert
Er kan een
storing zijn
opgetreden in
de accu.
OPMERKING:
Afhankelijk van de gebruiksomstan
-
digheden en de omgevingstemperatuur, is het moge-
lijk dat de aangegeven acculading verschilt van de
werkelijke acculading.
Beveiligingssysteem voor
gereedschap/accu
Het gereedschap is uitgerust met een beveiligingssysteem voor
gereedschap/accu. Dit systeem schakelt automatisch de voe
-
ding naar de motor uit om de levensduur van het gereedschap
en de accu te verlengen. Het gereedschap kan tijdens het
gebruik automatisch stoppen als het gereedschap of de accu
aan één van de volgende omstandigheden wordt blootgesteld:
Overbelastingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap of de accu wordt bediend op een manier
waarop het een abnormaal hoge stroomsterkte trekt, stopt het
gereedschap automatisch zonder enige waarschuwing. Wanneer
dat gebeurt, schakelt u het gereedschap uit en stopt u de toe
-
passing die ertoe leidde dat het gereedschap overbelast raakte.
Schakel vervolgens het gereedschap in om het weer te starten.
Oververhittingsbeveiliging
Wanneer het gereedschap of de accu oververhit is,
stopt het gereedschap automatisch. In dat geval laat
u het gereedschap en de accu afkoelen, voordat u het
gereedschap opnieuw inschakelt.
Beveiliging tegen te ver ontladen
Als de acculading onvoldoende is, stopt het gereed-
schap automatisch. In dat geval verwijdert u de accu
vanaf het gereedschap en laadt u de accu op.
De trekkerschakelaar gebruiken
WAARSCHUWING:
Alvorens de accu in het
gereedschap aan te brengen, controleert u altijd
of de trekkerschakelaar correct werkt en na losla
-
ten terugkeert naar de uit-stand.
►
Fig.10:
1.
Trekkerschakelaar
Om het gereedschap te starten, knijpt u gewoon de trekkerschake
-
laar in. De snelheid neemt toe naarmate u meer druk uitoefent op
de trekkerschakelaar. Laat de trekkerschakelaar los om te stoppen.
Cruise-controlfunctie
De cruise-controlfunctie stelt de gebruiker in staat om
een constante snelheid aan te houden zonder de trek-
ker in te knijpen. Om de snelheid te verhogen, draait
u de bedieningshendel naar voren. Om de snelheid te
verlagen, draait u de bedieningshendel naar achteren.
►
Fig.11:
1.
Bedieningshendel
Beveiliging tegen onopzettelijk
herstarten
Zelfs wanneer u de accu aanbrengt terwijl de trek
-
kerschakelaar ingeknepen wordt gehouden, start het
gereedschap niet. Om het gereedschap te kunnen
starten, laat u eerst de trekkerschakelaar los of zet u
de bedieningshendel helemaal terug, en knijpt u vervol
-
gens de trekkerschakelaar in.
BEDIENING
LET OP:
Plaats het gereedschap niet op de
grond terwijl het is ingeschakeld.
Zand of stof kan
in de aanzuigopening binnendringen en een storing of
persoonlijk letsel veroorzaken.
Houd het gereedschap stevig vast met één hand en blaas
de bladeren weg door het langzaam heen en weer te
bewegen. Wanneer u in de buurt van een gebouw, grote
steen of voertuig blaast, richt u het mondstuk de andere
kant op. Wanneer u een hoek wilt schoon blazen, begint u
binnenin de hoek en blaast u naar buiten toe.
►
Fig.12
ONDERHOUD
LET OP:
Zorg er altijd voor dat het gereed
-
schap is uitgeschakeld en de accu is verwijderd
voordat u een inspectie of onderhoud uitvoert.
Om de VEILIGHEID en BETROUWBAARHEID van
het gereedschap te handhaven, dienen alle reparaties,
onderhoud of afstellingen te worden uitgevoerd bij een
erkend Makita-servicecentrum of de Makita-fabriek, en
altijd met gebruik van Makita-vervangingsonderdelen.
Het gereedschap reinigen
Reinig het gereedschap door het stof eraf te vegen met
een droge doek of een doek gedoopt in zeepwater en
uitgewrongen.
►
Fig.13
KENNISGEVING:
Gebruik nooit benzine, was
-
benzine, thinner, alcohol en dergelijke. Hierdoor
kunnen verkleuring, vervormingen en barsten
worden veroorzaakt.
Verwijder stof en vuil vanuit de aanzuigopening aan de
achterkant van het gereedschap.
►
Fig.14:
1.
Aanzuigopening
Opslag
Het gat voor de haak aan de onderkant van het gereed-
schap is handig om het gereedschap aan een spijker of
schroef in de muur te hangen. Bewaar het gereedschap
op een plaats die buiten het bereik van kinderen ligt en
die niet is blootgesteld aan vocht of regen.
►
Fig.15:
1.
Gat