9
Spinnen
De Victoria kun je zowel met één, als met twee voeten aandrijven. Gebruik
je één trapplankje dan heb je het voordeel dat je naar wens een beetje
scheef voor het spinnewiel kunt zitten.
Ga ontspannen zitten tijdens het spinnen; er kan gerust een flinke afstand
zijn tussen je handen en het spingat. Het spingat wijst schuin omhoog,
ongeveer naar het niveau waar je handen de draad spinnen, maar het is
geen probleem als de draad onder een hoek het spingat binnen komt.
Leg de snaar in een groef van de poelie; op de grootste diameter is de
versnelling het traagst (1:6). Met de snaar op de kleinere diameters van de
poelie (1:9 resp. 1:13) krijg je meer twist bij dezelfde trapsnelheid, maar trap
je ook wat zwaarder. Bij hogere snelheden zul je dus eerder geneigd zijn
beide trapplankjes te gebruiken.
Leid een begindraad door het
spingat, langs het haakje en door
de verschuifbare draadgeleider.
Maak een dubbele knoop aan het
uiterste eind van de draad en steek
die in het sleufje van de
spoelschacht. Schuif de
draadgeleider naar een plek waar
hij de draad in het sleufje trekt.
Knoop een lus in het andere eind
van de draad, steek er wat vezels
door van het materiaal dat je gaat
spinnen en twist die aan beide
kanten van de lus tot een draad.
Met de afremming van de spoel regel je de trek op de gesponnen draad: Via
de poelie wordt de vlucht aangedreven, waardoor de twist ontstaat. Doordat
de draad via de vlucht vast zit aan de spoel, wordt de spoel meegetrokken.
Als reactie voel je die trek op de draad en naarmate je de spoel meer afremt,
voel je de draad sterker trekken.
Naarmate de spoel voller wordt, trekt hij met een groter moment aan de
draad en zul je de spoel meer moeten afremmen om dezelfde trek op de
draad te houden. Dat betekent ook dat het spinnewiel wat zwaarder gaat
trappen als de spoel voller wordt en het is niet aan te raden de spoelen
overmatig vol te spinnen.