
UAB KOMFOVENT behoudt het recht om veranderingen door te voeren zonder dit vooraf kenbaar te maken
26
NL
VAV-18-11
4. INSTELLINGEN VAN DRUKSENSOREN
Om na de installatie van de sensoren de correcte werking van de VAV-modus te kunnen garanderen, moeten
de volgende instellingen worden gerealiseerd:
1. Aanbevolen wordt om na inschakelen van de elektrische voeding naar de uitgeschakelde eenheid elke
sensor op de initiële (nul) positie in te stellen. Druk daartoe de ‘NUL’-knop binnenin de sensor gedurende 8 s.
in (De AHU moet worden gestopt op het moment van initialisatie).
LED
Instellingen jumper
‚NUL‘-knop
Fig. 4. Instellingen van druksensoren
2. Stel de jumpers binnenin de sensor in op het vereiste drukbereik.
Drukbereiken:
3. Stel de regelmodus Constant Luchtvolume (‘CAV’) in.
4. Schakel de luchtbehandelingseenheid in.
5. Als het luchtdebiet van de bedrijfseenheid zijn nominale waarde (100%) bereikt, moet de spanning (DC)
tussen 2 en 3 contactpunten van de druksensoren (zie Fig. 4) met een digitale multimeter worden gemeten. De
spanning moet binnen het bereik van 3 ... 9 V (aanbevolen – 6V) liggen. Als de spanning buiten bereik is, moet
met de jumpers een ander drukbereik worden gekozen.
Het sensordrukbereik kan ook worden ingesteld zonder rekening te houden met de hier-
boven voorgestelde omschrijvingen. Daarvoor heeft u een speciaal apparaat nodig om
de geschikte maximale leidingdruk te meten.