BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 3
NL-9
A. Stuurkantelingshendel
Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te maken
en vervolgens te kantelen tot de gewenste positie is
bereikt. Loslaten van de hendel heeft vergrendeling van
de stuurkolom tengevolge.
B. Parkeerremvergrendeling/ontgrendeling
Om de parkeerrem te vergrendelen dient de rempedaal
(C) te worden neergehouden en op de vergrendeling
(B
1
) te worden gedrukt tot deze ingrijpt. Voor
terugstelling dient op de ontgrendeling (B
2
) te worden
gedrukt.
N.B. De motor slaat automatisch af als de tractiepedaal
langer dan 10 seconden ingedrukt wordt gehouden
terwijl de parkeerrem is aangetrokken.
C. Parkeerrem
Om de parkeerrem aan te trekken dient de pedaal te
worden ingedrukt.
D. Maaisnelheidsstop
Beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien.
Om met een lagere rijsnelheid te maaien dient de
hendel naar stand te worden gedraaid om contact te
maken met de stopschroef (D
1
) op de vloer wanneer de
rijpedaal wordt ingedrukt. Om met volle snelheid te
rijden dient de hendel in stand (D
3
) te worden gezet.
Stopschroef (D
2
) kan worden afgesteld op het bereiken
van specifieke maaisnelheden. Zie de Onderdelen- &
Onderhoudshandleiding.
Afb. 3A
E. Vooruitrijden (tractiepedaal)
Druk het boveneind van de pedaal in om vooruit te
rijden. Laat de pedaal los om de rijsnelheid te
verminderen en te stoppen.
F.
Achteruitrijden (tractiepedaal)
Druk het ondereind van de pedaal in om achteruit te
rijden. Laat de pedaal los om de rijsnelheid te
verminderen en te stoppen. Laat de tractor eerst geheel
tot stilstand komen alvorens van richting te veranderen.
G. Zittingverstelling
Trek de linkerhendel uit om de zitting naar voren of
achteren te verzetten. Om de veerspanning onder de
zitting aan te passen dient aan de stelknop vooraan de
zitting te worden gedraaid.
H. Hydrauliekoliedop/peilstok
Vul schone hydrauliekolie bij tot de merkstreep op de
peilstok terwijl de motor koud is. Nooit overvullen.
I.
Brandstofdop
Vul de brandstoftank met nr. 2 dieselolie, minimum
cetaangetal 45. Zie sectie 4.11.
J.
Luchtfilterindicator
Geeft de conditie aan van het motorluchtfilter. Dit moet
worden gereinigd of vervangen wanneer er een rode
streep verschijnt in het kijkglas van de indicator.
Onderdelen- & Onderhoudshandleiding.
K. Achteruitdraaischakelaar
De achteruitdraaischakelaar maakt het mogelijk om de
kooien voor slijping achteruit te laten draaien.
Voorwaarts: voor normale werking (maaien)
moet de schakelaar in de VOORUIT-stand
(maaien) worden gezet.
Achterwaarts: voor slijping moet de kooi
achteruitdraaien. Zet de schakelaar in dit geval in
de ACHTERUIT-stand (slijpen).
Tijdens achteruitdraaien moet de parkeerrem zijn
aangetrokken en dienen zowel de maaierschakelaar (Q,
AA, AB) als de achteruitdraaischakelaar (K) in de
achteruit-stand te worden gezet. Zie de Onderdelen- &
Onderhoudshandleiding.
L. Alarm
Het geluidsalarm heeft, samen met de
waarschuwingslampjes (N, Y), tot taak om de
bestuurder te attenderen op omstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen. Zie sectie 3.4.
M. Controller & Smeltveiligheden
De controller bevindt zich onder de achterkap, direct
achter de bestuurdersplaats, en bevat vier LED-banken
ten behoeve van controle van en foutopsporing in het
elektrisch systeem van de tractor. Zie de Onderdelen-
& Onderhoudshandleiding.
VOORZICHTIG:
Verstel de stuurkolom
nooit terwijl de tractor in beweging is. Altijd
eerst stoppen en de parkeerrem aantrekken
alvorens dit te doen.
!
D
3
Transportsnelheid
Maaisnelheid
D
1
D
2
LF002
E
F