Nederlands
65
Tevens is het aantrekkoppel enigszins verschillend
wanneer de accu net opgeladen is of wanneer de
accu bijna leeg is. Gebruik een momentsleutel om
te kontroleren of de bout met het juiste koppel is
vastgedraaid.
7.
Stop het apparaat voordat u de draairichting
veranderd. Laat altijd de trekkerschakelaar los en
wacht totdat het apparaat stilstaat, alvorens van
draairichting te veranderen.
8.
Raak nooit bewegende delen aan.
Houd het draaiende busgedeelte uit de buurt van
uw handen of andere delen van uw ilchaam. U kunt
door het busgedeelte verwond raken. Vermijd
tevens aanraking van de bus na langduring kontinu
gebruik. De bus wordt n.l. heet en kan brandwonden
veroorzaken.
9.
Laat het apparaat nooit zonder belasting braaien
bij gebruik van de kruiskoppeling.
Als de bus zonder belasting draait, zal de
kruiskoppeling de bus heftig heen en weer slingeren.
U kunt dan verwond raken, of de bewegig van de
bus kan het apparaat zodanig laten trillen, dat u het
apparaat laat vallen.
10.
Laad de accu bij een temperatuur van 0 – 40°C.
Een temperatuur van onder 0°C kan overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk kan zijn. De accu
kan niet bi een temperatuiur van boven de 40°C
geladen worden.
De meest geschikte temperatuur is tussen de 20 –
25°C.
11.
Gebruik de acculader niet kontinu.
Wacht ongeveer 15 minuten voordat met het laden
van een andere accu begonnen wordt.
12.
Voorkom dat stof of vuil in de opening van de
aansluiting van de batterij terecht komt.
13.
Demonteer de oplaadbare batterij of oplader niet.
14.
Voorkom kortsluiting van de oplaadbare batterij.
Kortsluiting kan resulteren in oververhitting. Dit kan
schade of brandgevaar opleveren.
15.
Gooi de batterij niet in het vuur.
Een brandende batterij kan ontploffen.
16.
Steek nooit een voorwerp in de ventilatieopeningen
van de oplader.
Als een voorwerp of ontvlambaar materiaal in de
ventilatie-openingen van de oplader wordt gesto
ken, kan dit resulteren in een elektrische schok of
beschadiging aan de oplader.
17.
Breng de batterij naar de dealer waar deze gekocht
werd, indien deze na oplading onvoldoende kracht
heeft voor praktisch gebruik. Gooi een uitgewerkte
batterij niet weg.
18.
Het gebruik van een uitgeputte accu zal de oplader
beschadigen.
MODEL
WH12DM2: met oplader en doos
WH9DM2: met oplader en doos
WH12DMR: met oplader en doos
WR12DM2: met oplader en doos
WR9DM2:
met oplader en doos
7.
Laad de accu bij een temperatuur van 0 – 40°C.
Een temperatuur van onder 0°C kan overlading
veroorzaken, hetgeen gevaarlijk kan zijn. De accu
kan niet bi een temperatuiur van boven de 40°C
geladen worden.
De meest geschikte temperatuur is tussen de 20 –
25°C.
8.
Gebruik de acculader niet kontinu.
Wacht ongeveer 15 minuten voordat met het laden
van een andere accu begonnen wordt.
9.
Voorkom dat stof of vuil in de opening van de
aansluiting van de batterij terecht komt.
10.
Demonteer de oplaadbare batterij of oplader niet.
11.
Voorkom kortsluiting van de oplaadbare batterij.
Kortsluiting kan resulteren in oververhitting. Dit kan
schade of brandgevaar opleveren.
12.
Gooi de batterij niet in het vuur.
Een brandende batterij kan ontploffen.
13.
Steek nooit een voorwerp in de ventilatieopeningen
van de oplader.
Als een voorwerp of ontvlambaar materiaal in de
ventilatie-openingen van de oplader wordt gesto
ken, kan dit resulteren in een elektrische schok of
beschadiging aan de oplader.
14.
Breng de batterij naar de dealer waar deze gekocht
werd, indien deze na oplading onvoldoende kracht
heeft voor praktisch gebruik. Gooi een uitgewerkte
batterij niet weg.
15.
Het gebruik van een uitgeputte accu zal de oplader
beschadigen.
VOORZORGEN VOOR DE SNOERLOZE
SLAGSLEUTEL
1.
Dit draagbare gereedschap is voor h et vasten
losdraaien van schroeven. Gebruik het apparaat
allen voor deze handelingen.
2.
Gebruik oorwatjes als het gereedschap voor langere
tijd wordt gebruikt.
3.
Het bedienen van het apparaat met een hand is
zeer gevaarlijk. Houd het apparaat bij bediening
met beide handen stevig vast.
4.
Kontroleer of de bus niet gescheurd of gebroken is.
Gebroken of gescheurde bussen zijn gevaarlijk.
Kontroleer daarom alvorens gebruik de bus.
5.
Zet de bus met de buspen en ring vast.
Als de buspen of ring voor het vastzetten van de
bus beschadig is, kan de bus van de apparaat
vliegen. Dit is gevaarlijk. Gebruik daarom geen
vervormde, versletem, gescheurde of op andere
manieren beschadigde buspennen of ringen. Zorg
er altijd voor dat u de buspen en ring in de juiste
stand aanbrengt.
6.
Kontroleren van het aantrekkoppel.
Het juiste koppel voor het vastzetten van een bout
hangt af van het materiaal warvan de bout gemaakt
is, de afmetingen van de bout, de klasse, e.d.
Ook het aantrekkoppel, dat door de apparaat
opgewedt wordt, hangt af van het materiaal en de
afmetingen van de bout, hoelang het apparaat in
werking is, de wijze waarop de bus gemonteerd is,
enz.