6.2 Indicatie-elementen
LED indicaties
Aan/Uit - Knippert Groen
Apparaat wordt genivelleerd.
Aan/Uit - Brandt constant
Groen
Apparaat is genivelleerd.
Helling - Brandt constant
Rood
Hellingsfunctie geactiveerd.
Aan/Uit - Knippert Rood
Schokwaarschuwing gedeactiveerd.
Alle LED's knipperen
Apparaat functioneert niet; Oorzaak:-
Apparaat werd bewogen - Apparaat kan
niet worden genivelleerd
LED batterij knippert rood
Batterijduur nog ca. 2 uur
6.3 Nieuwe batterijen inzetten
4
1. Open het batterijvak door tegelijkertijd op de greep
van het batterijvak te drukken en eraan te trekken.
2. Plaats de batterijen in het batterijvak. Let erop dat
de polen naar de juiste kant wijzen.
3. Sluit het batterijvak.
7 Bediening
AANWIJZING
De functies Rotatiesnelheid en Lijnfunctie zijn ook direct
op de PRI 2 rotatielaser beschikbaar.
7.1 Werken met de PRA 2 afstandsbediening
3
De afstandsbediening PRA 2 vergemakkelijkt het werken
met de rotatielaser en is nodig om enige functies van het
apparaat te kunnen gebruiken.
7.1.1 Rotatiesnelheid kiezen (omwentelingen per
minuut)
Na het inschakelen van de PRI 2 start de rotatielaser
altijd met 150 omwentelingen per minuut. Bij een lang-
zamere rotatiesnelheid kan de laserstraal echter aanmer-
kelijk lichter zijn. Door meerdere keren op de rotatiesnel-
heidtoets te drukken verandert de snelheid van 0 > 90 >
150 > 300 >600 >0.
7.1.2 Lijnfunctie
Door op de lijnfunctietoets te drukken kan het bereik van
de laserstraal tot een lijn gereduceerd worden. Daardoor
is de zichtbaarheid van de laserstraal aanmerkelijk groter.
Door meerdere keren op de lijnfunctietoets te drukken,
kan de lengte van de lijn veranderd worden van 0° >
5° > 10° > 15° > 0°. De lengte van de lijn hangt af van
de afstand van de laser tot de wand/het oppervlak. De
laserlijn kan met de richtingstoetsen (rechts/links) naar
believen verschoven worden.
7.2 Werken met de laser-ontvanger PRA 22
(toebehoren)
Voor afstanden tot 150m of bij ongunstige lichtverhou-
dingen kan de ontvanger gebruikt worden. De aanduiding
van de laserstraal vindt optisch en akoestisch plaats.
AANWIJZING
Meer informatie vindt u in de handleiding van de PRA 22.
7.3 Horizontaal werken
Om met de rotatielaser horizontaal te kunnen werken,
moet het apparaat zo opgesteld worden dat de rotatiekop
naar boven gericht is. Monteer, indien nodig, het apparaat
bijv. op een statief.
Druk op de toets "Aan/Uit".
Kort voordat de nivellering tot stand komt, gaat de la-
serstraal aan en roteert hij (met 150 omwentelingen per
minuut).
7.4 Verticaal werken
5
Om verticaal te werken stelt u het apparaat zo op dat
de rotatiekop naar de zijkant wijst. Dit doet u door het
apparaat op de pennen te zetten, zodat het bedienings-
paneel van het apparaat naar boven gericht is. Schuif de
referentie-indicator omhoog. Nu kunt u het apparaat met
behulp van het laser-referentiepunt afstellen. U kunt de
rotatielaser ook op een statief met de wandhouder PRA
70/71 monteren. Druk op de toets "Aan/Uit". Wanneer de
nivellering tot stand gebracht is, gaat de laserstraal aan
en roteert hij (met 150 omwentelingen per minuut).
7.5 Verticaal afstellen van de laserstraal
Met de +/- toetsen op de afstandsbediening heeft u de
mogelijkheid de laserstraal verticaal af te stellen. Hand-
matig afstellen vereist een nauwkeurige afstelling van de
rotatielaser.
1. Plaats de rotatielaser op het gewenste referentie-
punt en schakel het apparaat in.
2. Leg met behulp van de rotatie- of lijnfunctietoets de
gewenste functie vast (bijvoorbeeld de projectie van
een - middelgrote lijn).
3. Nu kunt u deze lijn handmatig afstellen. U kunt met
de servotoetsen de lijn naar links of rechts bewegen
(ma/-5°).
nl
60
Printed: 19.11.2013 | Doc-Nr: PUB / 5070351 / 000 / 02