11
8
III. Bediening
1. Het bedieningspaneel gebruiken
1) beschrijving van het bedieningspaneel:
1:
Als het apparaat voor de eerste keer wordt ingeschakeld, hoort u een zoemer
en wordt het apparaat in stand-by gezet.
2: Aan/uit toets
: druk op de toets om het apparaat in of uit te schakelen.
Wanneer ingeschakeld, druk op de toets om het apparaat uit te schakelen;
wanneer uitgeschakeld, druk op de toets om het apparaat in te schakelen.
3: Modus selectietoets:
Wanneer ingeschakeld, druk op de toets om tussen
de koel-, ventilator- en ontvochtigingsmodus te schakelen.
4: Omhoog en omlaag toets
: gebruik deze twee knoppen om de temperatuur
te regelen of de tijd in te stellen, zoals volgt:
Om de temperatuur te regelen, druk op de omhoog of omlaag toets totdat de
gewenste temperatuur wordt bereikt (niet beschikbaar in de ventilator- of
ontvochtigingsmodus).
Om de tijd in te stellen, druk op de omhoog of omlaag toets totdat de gewenste
tijd wordt bereikt
5: Windsnelheid selectietoets:
1)In de koel- en ventilatormodus, druk op de toets om het apparaat op de
hoge of lage windsnelheid te laten werken. In bepaalde omstandigheden is
het mogelijk dat het apparaat niet volgens de ingestelde windsnelheid
werkt.
2)In de ontvochtigingsmodus wijzigt de windsnelheid niet wanneer u op deze
toets drukt. Het apparaat werkt alleen op de lage windsnelheid.
6: Timer toets:
Wanneer ingeschakeld, druk op de toets om de timer uit te schakelen; wanneer
1. Timer toets
2. Windsnelheid
selectietoets
3. Omhoog toets
4. Scherm
5. Omlaag toets
6. Inslapen toets
7. Modus
selectietoets
8. Aan/Uit toets
NL