40
Montage van de rookmelder
Voeding
Keuze van de montageplaats
De rookmelder beschermt een gemiddelde oppervlakte van 50 m
2
. Hij is bedoeld voor ruimtes met brand-
risico, zoals woonkamer, slaapkamer en verbindingsruimtes zoals gang en overloop.
Plaats de rookmelder
• bij voorkeur in het midden van de ruimte, horizontaal tegen het plafond;
• op een afstand van
minimaal 50 cm van hindernissen
(muur, wand, balk...) hoger dan 15 cm;
• op een afstand van
minimaal 50 cm van verlichting en elektronische ballasten
(bijv. trafo);
• op een afstand van
minimaal 6 m van een schoorsteen of een houtkachel
(dichterbij kan de rook van
deze bron ongewenst alarm veroorzaken);
• op minimaal 1 m afstand van verwarmings-, koelings- of ventilatieopeningen die rook kunnen
verspreiden;
•
bij schuine plafonds nooit op het hoogste punt
. Afhankelijk van dakhelling 30 tot 500 mm onder het
hoogste punt (zie norm NEN2555).
(In het hoogste punt kan een luchtkussen ontstaan waardoor rook de melder niet kan bereiken.)
Let op:
• Bij gangen smaller dan 1 m de melder in het midden van het plafond of tegen de wand plaatsen.
• Bij gangen langer dan 10 m moeten beide zijden van de gang voorzien worden van een melder.
• De rookmelder bewaakt tot 7,5 m per zijde. De afstand tussen 2 detectoren mag niet meer dan 15 m zijn.
De rookmelder is niet geschikt voor:
• montage verticaal op wand
• zeer stoffi ge ruimtes
• ruimtes waar kans is op kook-, waterdamp en condensatie (keuken, badkamer, wasruimte).
In deze ruimtes adviseren wij een hittemelder te plaatsen.
• ruimtes waar de temperatuur daalt tot onder -10 °C of stijgt boven +50 °C.
TG501A, TG501AL
Sluit de bruine fase draad aan op de L klem, de blauwe nul draad
op de N klem en de oranje signaaldraad (doorkoppeling) op de
klem met het “puls” teken. Gekoppelde melders moeten deel uit
maken van dezelfde groep achter dezelfde installatie automaat. Bij
verwisseling van de aansluitingen raakt het product beschadigd en
is vervanging noodzakelijk om de veiligheid te waarborgen.
TG500A, TG501A, TG501AL
Sluit de batterij aan. Let op de polariteit.
Het rode verklikkerlampje knippert
snel gedurende 15 seconden en
vervolgens 1 keer om de 10 seconden
als controlesignaal dat de melder juist
functioneert.