
2.1.3 Installeer het toestel niet op de vloer of in het waterkanaal.
2.1.4 Niet installeren in de buurt van de deur en het raam.
2.1.5 Niet installeren in de buurt van een ventilator of airconditioner.
2.1.6 Niet installeren in de buurt van ventilatieopeningen of
rookkanalen.
2.1.7 Installeer niet in plekken waar de temperatuur gemakkelijk kan
dalen tot -10 °C of boven de 40 °C kan komen, tenzij dit speciaal
voor de installatie noodzakelijk is.
2.1.8 Installeer de sensor niet op plaatsen met veel lampvervuiling en
stof, die de sensor kunnen verstoppen.
2.1.9 Niet installeren in te vochtige ruimtes.
2.1.10 Niet installeren in de buurt van keukengerei of kookapparatuur.
2.2 Installatie-instructies
Installeer het toestel op een plaats waar het gemakkelijk door de
gebruiker kan worden getest en gebruikt. Voor wandmontage moet de
hoogte van de installatiepositie meer dan 1,5 m bedragen. Het toestel
moet zich ten minste 0,3 m van het plafond bevinden. Bovendien moet
het toestel 1,5 m verwijderd blijven van de hoek, de muur en grote
meubels.
Stappen van installatie van de melder
a. Neem de montageplaat uit en lijn deze uit met de muur op de
plaats die u voor de installatie hebt gekozen. Markeer de gaten met
een potloodpunt. Maak met behulp van uw muurpons en hamer
twee gaten (6 mm diameter, 40 mm diepte) op de gemarkeerde
plaatsen.
b. Steek de twee plastic ankers in de gaten. Bevestig de
montageplaat aan de muur door hem naar boven toe vast te
schroeven.
c. Nadat u zich ervan heeft vergewist dat de montageplaat aan de
muur is bevestigd, schakelt u de detector in en test u deze volgens
1.4.4. Als het testresultaat normaal is, schuif dan de melder omlaag
over de montageplaat tot het vastklikt.
2.3 Opmerkingen voor de installatie
• De detector kan pas op zijn plaats klikken als de batterijen correct
zijn geïnstalleerd. Gelieve niet te forceren om te installeren om
schade te voorkomen.
• Als u de melder in de garage installeert, installeer het dan niet in