15
NEDERLANDS
4
4
1
1
2
5
6
3
8
10
9
2.4.3 Aansluitingen
sluit de half buigzame verbin-
dingsleidingen aan op het zwem-
bad. ( lijmen )
algemeen geldt dat de halfbuigza-
me verbindingsleidingen gelijk-
matig en recht afgekort moeten
worden. Bereid de koppelingen 3
en 6 als volgt voor.
Koppelingen
Draai de moer van de fitting helemaal
los . Schuif de moer met het inlegstuk
over de flexibele slang .
Schuif daarna de witte klemring over
de slang tot er ± 2 cm slang aan
de onderkant van de witte klemring
uitsteekt .
Duw nu de slang tot aan de stoot-
rand in de fitting en druk de witte
klemring naar beneden tot op de
fitting . Leg de dichting in de fitting .
Draai de moer van de fitting vast . Op
deze manier bekomt u een perfecte
waterdichtheid .
Wanneer er een koppeling is zonder
rubberen pakking, moet men teflon
aanbrengen op de schroefdraad van
de koppeling of nippel om de water-
dichtheid te behouden .
Kranen
Bereid de verbindingen met kraan
op dezelfde wijze als de koppelingen
voor, maar in de beide richtingen van
de kraan .
aansluiting van de filtereenheid op
het zwembad.
Volg hierbij de tekening . Sluit de 2
skimmers met de half buigzame
verbindingsleiding aan op het T-stuk
(4 en 9) (lijmen) .
Lijm op het andere uiteinde van het
T-stuk een half buigzame verbindings-
leiding en dit verbindt u met de pomp
en plaats er ook een afsluiter tussen
(5, 6, 8) . 5 dient u reeds te koppelen
na het plaatsen van de skimmer om
het verder vullen van het zwembad
toe te laten .
Verbind daarna de 2 terugvoeren met
een T-stuk (10) (lijmen) . Lijm op het
andere uiteinde van het T-stuk een
half buigzame verbindingsleiding
en dit verbindt u met de filter en
plaats ook hier een afsluiter op deze
verbinding (2, 3,10) . 1, 2 en 10 dient
u reeds te koppelen na het plaatsen
van de terugvoer om het verder vul-
len van het zwembad toe te laten .
Na het installeren dient de filter
manueel gereinigd te worden
(REINIGEN) ; hierbij wordt het zand
in de filter schoongemaakt, zodat
onzuiverheden in het zand niet in
het zwembad terecht kunnen komen
(NASPOELEN) . Spoel vervolgens .
Daarna plaatst u de klep in de filter-
stand (FILTEREN) en laat u de pomp
draaien; de naald van de manometer
wijst de nominale druk aan waaraan
de filter is blootgesteld . Noteer deze
druk (normaal tussen de 0 .6 en 1 .1
bar) .