INSTALLATIE
-- 41 --
dfa3i1ha
8. Lasdraad laden.
S
Demonteer de draadtrommel van de remtrommel
(2) en maak de eindplaat (3) los.
S
Plaats de draadspoel (1) op de draadtrommel en
monteer de eindplaat (3).
S
Monteer resp. de draadtrommel en de
wegwerpbobine op de remnaaf (2).
LET OP
de
positie van de meenemer.
BELANGRIJK!
Om te voorkomen dat de draadbobine
van de remnaaf glijdt;
Vergrendel de bobine met behulp van
de rode knop, zoals aangegeven op het
waarschuwingslabel (zie afbeelding hiernaast)
dat naast de remnaaf zit.
S
Controleer of de aanvoerrol (1) en de contactschoenen (4) de juiste dimensie
hebben.
S
Bij grove draad (3 -- 6 mm):
a.
Knip de binddraden rond de
draadspoel af.
b.
Trek het uiteinde van de draad
tevoorschijn.
c.
Trek de voorbuigradius recht.
S
Plaats het uiteinde van de draad in de
groef van de aanvoerrol.
S
Stel de druk van de draad tegen de
aanvoerrol in met behulp van de
drukschroef (6).
OPGELET!
Span niet harder aan dan
dat het aanvoeren veilig verloopt.
De drukschroef mag niet helemaal
aangehaald worden, er moet nog een
beetje vering zijn.
S
De pasbout (3) mag niet gedemonteerd
worden.
S
Voer de draad aan met behulp van elektrisch
schakelaar A 02 op de PEG1--box.
S
Terwijl de draad wordt aangevoerd, moet hij gericht
worden met behulp van de knop (5) op de richtrolinrichting, of met behulp
van de speciale richtinrichting voor kleine draden of dubbele draden Wan-
neer de richtinrichting juist ingesteld is, moet de draad recht naar buiten
komen door resp. de contactschoenen en het contactmondstuk.