7. Ingebruikname / bediening
Knoppen voor automatisch aan- en
afkoppelen. Beide knoppen moeten
tegelijkertijd worden ingedrukt.
Tijdens het aan- en afkoppelen
knippert het daarvoor bestemde
symbool.
Nederlands
NL9
Vooruit rijden
Beide aandrijfunits rijden met volle
capaciteit voorwaarts.
U kunt alle richtingstoetsen alleen of samen indrukken.
De pijlen op de toetsen geven de rijrichting aan.
B5 Richtingstoetsen
Draai naar rechts vooruit
Alleen de linker aandrijfunit rijdt met
volle capaciteit voorwaarts. De rechter
aandrijfunit blokkeert.
Draai naar links vooruit
Alleen de rechter aandrijfunit rijdt met
volle capaciteit voorwaarts. De linker
aandrijfunit blokkeert.
Achteruit rijden
Beide aandrijfunits rijden met volle
capaciteit achteruit.
Draai naar rechts achteruit
Alleen de linker aandrijfunit rijdt met
volle capaciteit voorwaarts. De rechter
aandrijfunit blokkeert.
Draai naar links achteruit
Alleen de rechter aandrijfunit rijdt met
volle capaciteit voorwaarts. De linker
aandrijfunit blokkeert.
Linksom op de plaats
De rechter aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De linker
aandrijfunit rijdt met volle capaciteit
achterwaarts.
Rechtsom op de plaats
De linker aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De rechter
aandrijfunit rijdt met volle capaciteit
achterwaarts.
Bocht rijden rechts naar voren
De linker aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De rechter
aandrijfunit rijdt met gereduceerde
capaciteit achterwaarts.
Bocht rijden links naar voren
De rechter aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De linker
aandrijfunit rijdt met gereduceerde
capaciteit achterwaarts.
Bocht rijden rechts naar achteren
De linker aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De rechter
aandrijfunit rijdt met gereduceerde
capaciteit achterwaarts.
Bocht rijden links naar achteren
De rechter aandrijfunit rijdt met volle
capaciteit voorwaarts. De linker
aandrijfunit rijdt met gereduceerde
capaciteit achterwaarts.
Controleer in dit geval de correcte positie
van de aandrijfunits!
Het systeem herkent de eindstand en geeft dit aan
door het continu branden van het symbool.
Wordt de aan- en afkoppelprocedure onderbroken en
de eindstand niet herkend, dan geeft het systeem een
akoestich signaal en knippert het betreffende
symbool.