57
6.6 Veiligheidsvoorzieningen
De unit beschikt over de volgende
mechanische veiligheidsvoorzieningen:
1.
Vaste bescherming aan de bovenkant en de zijkant voor verdamper en condensatie-
unit, vastgezet met borgschroeven.
2.
Externe ventilatorbeschermingen op de verdamper- en condensatie-units, vastgezet
met schroeven.
De unit beschikt over de volgende
elektrische veiligheidsvoorzieningen:
a.
Bescherming van ventilatoren (van motoren) tegen hoge vermogensabsorptie; met
automatische reset.
b.
Hogedrukschakelaar (alleen voor speciale onderdelen) als bescherming tegen te
hoge druk; met automatische reset.
WAARSCHUWING
De bovenstaande voorzieningen zijn er om de veiligheid van de gebruiker te verzekeren.
6.7 Reiniging
Reinig de unit zorgvuldig. Verwijder alle resten van stof, vreemde stoffen en vuil die er tijdens de
verplaatsing gekomen zijn. Gebruik detergent en ontvetter.
OPGELET
Oplosmiddel is niet toegestaan.
7 De unit aansluiten
OPGELET
Controleer dat de netspanning en de frequentie met de waarden op de gegevensplaat
overeenkomen alvorens de unit aan te sluiten. Spanningstolerantie: +/- 10% in
vergelijking met nominale waarde.
7.1
Elektrische aansluiting
Controleer de paneelonderdelen alvorens de unit aan te sluiten.
OPGELET
Voor de aansluiting op het elektrische net kiest de installateur een geschikte
veiligheidsvoorziening (een stroomonderbreker of een differentieelschakelaar) op basis
van de betrokken leiding en van de absorptie die op de plaat van de unit staat.
Als er meerdere units in een koelruimte staan, dan moet elke unit een eigen veiligheidsvoorziening
hebben.
Sluit de unit aan, rekening houdende met de kleuren van de voedingskabels:
a) 230V/1/50-60Hz
3 draden
geel/groen = aarding
bruin = fase
b) 230V/3/50-60Hz
4 draden
grijs = fase
geel/groen = aarding
bruin = fase
zwart = fase
c) 400/3/50 Hz
5 draden
blauw = neutraal
geel/groen = aarding
bruin = fase
zwart = fase
grijs = fase