Montagehandleiding en gebruiksaanwijzing
2
FWV+FWL+FWM
Ventilator-convectoren
4PW17548-1B
De wateraansluitingen kunnen op de volgende manier worden
veranderd:
■
verwijder het voorpaneel van de basisunit (4 schroeven) bij
FWV-modellen of de hoofdlekbak bij FWL- en FWM-modellen;
■
verwijder het deksel van de warmtewisselaar (2 schroeven);
■
verwijder de warmtewisselaar (4 schroeven) die op de
zijpanelen van de basisunit is bevestigd;
■
verwijder de onderste scheidingsplaat;
■
maak de motorkabels los van de klemmenstrook;
■
verwijder de klemmenstrook en monteer ze opnieuw aan de
andere kant;
■
verwijder de motorkabel en leg hem aan de andere kant;
verwijder de rubberen drukhuls.
■
verwijder de afvoerleiding en plaats ze aan de andere kant;
zet de afvoerleiding op de plaats van de dop van de lekbak
en breng de dop aan waar de leiding eerder was
aangesloten.
■
draai de warmtewisselaar 180° en plaats hem in het
zijpaneel waarin gleuven zijn gemaakt; bevestig hem op de
unit met de bijgeleverde schroeven;
■
monteer de onderste scheidingsplaat weer op de onderkant;
■
monteer het deksel van de warmtewisselaar weer;
■
monteer het controlepaneel weer aan de andere kant van de
wateraansluitingen in het geval van model FWV;
■
breng de rubberen drukhuls aan in het gat waar de
afvoerleiding was aangesloten, monteer de kabelbevestiging
opnieuw op het zijpaneel en sluit de kabels weer aan op de
klemmenstrook;
■
monteer het voorpaneel (4 schroeven) weer bij FWV-
modellen of de hoofdlekbak bij FWL- en FWM-modellen;
■
sluit de vroeger gebruikte gaten af met druipwaterdicht
materiaal.
Ontlucht de warmtewisselaar met de ontluchtingskranen (10
zeskantsleutel) naast de wateraansluitingen van de warmtewisselaar.
Bij FWM-inbouwmodellen moet u de leidingen aansluiten op de unit
en vervolgens dempmateriaal tussen de leiding en de unit
aanbrengen.
De leidingen, en dan vooral de uitlaatleidingen, moeten geïsoleerd
worden.
Om luchtachteraanzuiging op de unit te voorkomen moet u een
minimale afstand tussen de luchtuitlaat en de gerecycleerde
luchtstroom aanhouden zoals aangegeven in afbeelding 4.
De minimale montagehoogte moet minstens 1,8 m van de vloer zijn.
Bij een FWM-model moet u een inspectie-opening op de unit
voorzien.
Bij een FWL-model moet u de bodemplaat installeren zoals
aangegeven in afbeelding 6.
B
EDRADING
TER
PLAATSE
Schakel het toestel uit voordat u de elektrische bedrading uitvoert.
Raadpleeg afbeelding
5. Raadpleeg de overeenkomstige
handleiding voor opties.
Controleer of de voeding overeenstemt met de nominale voeding
aangegeven op het typeplaatje van de unit.
Voor elke unit moet een schakelaar (IL) voorzien zijn op de voeding
met een afstand van minstens 3 mm tusen de opencontacten en een
geschikte zekering (F).
Het stroomverbruik is aangegeven op het gegevensplaatje op de
unit.
Voer de bedrading zorgvuldig uit afhankelijk van de combinatie unit/
controller in overeenstemming met het juiste bedradingsschema dat
bij elk accessoire wordt meegeleverd.
Bedrading - onderdelentabel
BK.......................... Zwart = maximale snelheid
BU.......................... Blauw = middelmatige snelheid
GNYE .................... Geel/groen = aardaansluiting
RD ......................... Rood = minimale snelheid
WH......................... Wit = gemeenschappelijk
- - - -....................... Bedrading ter plaatse
F ............................ Zekering (lokaal aan te kopen)
IL............................ Hoofdschakelaar (lokaal aan te kopen)
M............................ Motor
CN ......................... Connector
➀
........................... Aansluitingen naar controller
U
ITVOEREN
VAN
EEN
TEST
Controleer of de unit perfect waterpas staat en of de afvoerleiding
niet geblokkeerd is (stukken steen, e.d.).
Controleer of de wateraansluitingen (naar de warmtewisselaar en
waterafvoer) waterdicht zijn.
Controleer of de elektrische bedrading stevig is aangesloten (voer
deze controle uit met de stroom UIT).
Zorg ervoor dat de warmtewisselaar goed ontlucht is.
Breng de omkasting opnieuw aan (indien aanwezig).
Schakel de stroom in en controleer of het toestel werkt.
G
EBRUIK
Zie de instructies in de montage- en gebruiksaanwijzing van de
controller voor het gebruik van de unit. Speficieke controllers zijn
verkrijgbaar als accessoire.
De luchtuitlaatroosters kunnen 180° worden gedraaid om zo de
luchtstroom in de kamer of naar de muur waarop de unit is
gemonteerd, te richten.
De roosters en de zijdeuren worden op de omkasting vastgeklikt.
Schakel de stroom uit en trek veiligheidshandschoenen aan voordat
u ze verwijdert en van plaats verandert.
Een erkend elektricien moet instaan voor het uitvoeren van
de lokale bedrading en monteren van de onderdelen. Dit
moet overeenkomstig de lokale en nationale voorschriften
gebeuren.
1D_I+OM_4PW17548-1B.book Page 2 Wednesday, October 5, 2005 9:04 AM