7. Configuratie RS485 Modbus
Nederlands
159
Detecting Gas Saving Lives
7.2 Bedradingstopologie
De twee algemeen gebruikte bedradingstopologieën zijn de steraansluiting en de lineaire bus.
7.2.1 Steraansluiting
In een steraangesloten topologie zijn alle detectoren aangesloten op een centraal punt. Dit is
meestal het besturingspaneel. Geen enkele kabel heeft meer dan 5 kernen nodig omdat alle 4-20mA
signaalaansluitingen direct naar het besturingspaneel gaan.
De RS485 A- en B-signalen kunnen dan allemaal samen aangesloten worden op het sterpunt. De bus
moet dan op het sterpunt afgesloten worden met een enkele 110 Ohm afsluitweerstand.
De lengte van elke arm van de ster mag niet langer zijn dan 750 meter.
7.2.2 Lineaire busaansluiting
In een busaangesloten topologie worden alle
IRmax
detectors via een lineaire opstelling aangesloten,
meestal met het besturingspaneel aan één einde. Een klassieke situatie is een tunnelinstallatie, waarbij
er op regelmatige afstanden een
IRmax
detector geïnstalleerd wordt (zie Afbeelding 9 hieronder).
Om de installatie te bedraden, bevestigt u twee 110 Ohm afsluitweerstanden aan elk fysieke eind van
de bus.
Omdat de 4-20mA signalen niet gedeeld kunnen worden, is er voor elke bedradingverbinding een
extra conductor nodig. Als geen van de 4-20mA signalen gebruikt worden, dan zijn er slechts vier
conductors nodig.
Afbeelding 9
SCHAKELSCHEMA LINEAIRE BUS
NAAR
BEDIENINGSPANEEL