77
9. Verhelpen van storingen
U heeft met deze accu klopboorschroefmachine een product aangeschaft dat volgens de nieuwste stand der techniek
is ontwikkeld en veilig is in het gebruik. Toch kan het tot problemen en storingen komen. Hieronder vindt u enkele
manieren om eventuele storingen te verhelpen.
Neem absoluut alle veiligheidsvoorschriften en andere informatie van deze gebruiksaanwijzing in acht!
Probleem
Remedie
Geen functie.
•
Controleer de accutoestand en laad de accu opnieuw op.
•
Controleer of de accu correct is geplaatst en vastgeklikt.
•
Mogelijks werd de overbelastings- of overtemperatuurbescherming ge-
activeerd. Schakel de accu klopboorschroefmachine uit en wacht tot het
apparaat is afgekoeld voor u het opnieuw gebruikt.
Aan-/uitschakelaar kan niet worden
ingedrukt.
•
In de middelste stand van de draairichtingsschakelaar is de aan-/uit-
schakelaar omwille van veiligheidsredenen geblokkeerd (inschakelver-
grendeling). Druk op de draairichtingsschakelaar zodat hij niet in de
middelste positie staat.
Bij het boren is er geen boorvooruit-
gang zichtbaar; de boor dringt niet in
het werkstuk in.
•
Controleer de draairichting van het boren, zet de draarichtingsomscha-
kelaar in de juiste positie.
•
Gebruik een nieuwe, scherpe boor.
•
Gebruik een boor die voor het materiaal waarin u een gat wilt boren,
geschikt is (hout-, metaal- of steenboor).
•
Kies de juiste snelheid voor de boor afhankelijk van het materiaal waar-
in u een gat wilt boren.
•
Bij het boren in steen/beton moet met de draaimomentinstelling de
stand met het hamersymbool worden gekozen.
Bij het losmaken of vastschroeven
van een schroef of bij het boren ratelt
de accu klopboorschroefmachine.
•
Verzet de draaimoment-instelring zodat voor het indraaien van schroe-
ven een hoger draaimoment beschikbaar is (hogere instelwaarde).
•
Bij het boren van gaten moet aan de draaimoment-instelring de stand
met het boorsymbool worden gekozen, evenals bij het uitdraaien van
schroeven.
De boorhouder draait te langzaam of
te snel.
•
Controleer de instelling van de schuifschakelaar voor de tweegangs-
transmissie en kies een andere versnelling (vooraf aan-/uitschakelaar
loslaten en wachten tot de aandrijving volledig tot stilstand is gekomen).
De boorhouder draait zich, de boor
(of een schroefbit om te schroeven)
echter niet (werktuig loopt verder).
•
Controleer of de boorhouder is vastgedraaid.
•
Het klemgebied van de boorhouder is niet voldoende. Steek het gereed-
schap dieper in de boorhouder.