41
NL
• Het controlelampje toont verschillende laad- resp. bedrijfstoestanden:
Toestand controlelampje
Betekenis
Laden
Knippert rood
Accu laadt
Brandt continu groen
Accu volledig opgeladen
Gebruik
Brandt continu groen
Apparaat werkt
Knippert groen
Water moet worden vervangen
Knippert rood
Accu moet worden opgeladen
• Het apparaat beschikt over een vuilwatersensor. Deze meet na het vullen van de
watertank resp. vervangen van water de deeltjesdichtheid in de vloeistof. Aan de
hand van deze uitgangswaarde stelt de vuilwatersensor vast, wanneer het water
moet worden vervangen.
Opgelet:
de vuilwatersensor wordt teruggezet, nadat de accu werd opgeladen of na-
dat het controlelampje een vervanging van water heeft weergegeven
en
het apparaat
vervolgens werd uitgeschakeld.
Watertank bijvullen
1. Het apparaat met één hand bij de greep (
11
) vasthouden.
2. Met de andere hand de watertank (
2
) omsluiten en met de
duim tegen de greep drukken, tot de watertank loskomt
(zie afbeelding). Hiertoe is een beetje kracht nodig.
3. De watertank loshalen.
4. De
fi
lterstop uit de watertank trekken.
5. De watertank met water en eventueel een beetje reinigingsmiddel voor ruiten vullen.
Opgelet:
de watertank bevat ca. 90 ml.
6. De watertank afsluiten met de
fi
lterstop. Daarbij letten op de juiste positie van de
fi
lterstop.
7. De watertank aanbrengen op het motorblok (
8
). Daartoe eerst het uiteinde met de
fi
lterstop in het apparaat plaatsen en het andere uiteinde tegen de greep drukken, tot
de watertank hoor- en voelbaar vastklikt.
Reinigingsdoek aanbrengen / loshalen
•
Aanbrengen:
de reinigingsdoek op het oppervlak met het klittenband (
5
) aan de
onderzijde van het reinigingsopzetstuk (
4
) plaatsen en aandrukken.
•
Loshalen:
voor het loshalen de reinigingsdoek van het reinigingsopzetstuk af trekken.