71
met lassen; om het lassen te onderbreken, moet u de
schakelaar nogmaals indrukken en loslaten.
3L
: deze
procedure is actief tijdens synergische processen. Vooral
geschikt voor het lassen van aluminium.
Er zijn 3 stroomniveaus beschikbaar, die tijdens het lassen
kunnen worden gekozen met de lastoortsschakelaar. De
stroom- en oploopwaarden worden als volgt ingesteld:
SC
startstroom (Hot Start). Het instelbereik is 1 tot 200%
van de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop
AN
.
Slo
oploop. Instelbereik 1 - 10 seconden.
Bepaalt de oplooptijd van de eerste stroom
SC
tot de
lasstroom en de tweede stroom tot de derde stroom
CrC
(kratervulstroom), een waarde die wordt ingesteld met de
knop
AN
.
CrC
kratervulstroom. Het instelbereik is 1 tot 200% van
de lasstroom, een waarde die wordt geregeld met de
knop
AN
.
Het lassen begint wanneer de lastoortsschakelaar wordt
ingedrukt; de gebruikte stroom is de startstroom
SC
.
Deze stroom wordt gehandhaafd zolang de
lastoortsschakelaar ingedrukt blijft; wanneer de
lastoortsschakelaar wordt losgelaten, loopt de eerste
stroom op tot de lasstroom, ingesteld met de knop
AI
, en
wordt deze gehandhaafd zolang de lastoortsschakelaar
ingedrukt blijft. Wanneer de lastoortsschakelaar
nogmaals wordt ingedrukt, loopt de lasstroom op tot
de derde stroom
CrC
. Deze wordt gehandhaafd zolang
de lastoortsschakelaar ingedrukt blijft. Het lassen stopt
wanneer de lastoortsschakelaar wordt losgelaten.
3- SP (proplassen).
Met Off/ON wordt de proplasfunctie in- en uitgeschakeld.
De proplastijd
tSP
kan worden ingesteld op een waarde
van 0,3 tot 5 seconden.
De tijd tussen twee proplassen
tIN
kan worden ingesteld
op een waarde van 0,3 tot 5 seconden. Deze functie is
niet beschikbaar wanneer de functie
3L
actief is.
4- HSA (automatische Hot Start).
Deze functie is niet beschikbaar wanneer de functie
3L
actief is en werkt alleen met synergische processen.
Wanneer de functie is ingeschakeld met de knop
AN
, kan
de lasser het niveau van de startstroom
SC
(Hot Start)
instellen op 1 tot 200% van de lasstroom, een waarde die
wordt ingesteld met de knop
AN
.
De duur
tHS
(standaard 130%) van deze stroom kan ook
worden ingesteld van 0,1 tot 10 seconden (standaard 0,5
seconden).
De tijd
Slo
voor het omschakelen van de
SC
-stroom naar
de lasstroom kan ook worden ingesteld van 0,1 tot 10
seconden (standaard 0,5 seconden).
5- CrA (definitieve kratervulling).
Deze functie kan worden gekozen met de toets
AI
en is
actief tijdens het
2t
- of
4t
-lassen en ook in combinatie
met de functie HSA, indien gevraagd.
Nadat de functie is ingeschakeld (
«On»
) met de knop
AN
,
draait u aan de knop
AI
om de volgende afkortingen weer
te geven:
Slo
= tussentijd tussen de lasstroom en de kratervulstroom.
Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
CrC =
kratervultijd uitgedrukt als percentage van de
lasdraadsnelheid. Standaard 60%. Instelbereik 10 -
200%.
TCr
= duur van kratervulstroom. Standaard 0,5 seconden.
Instelbereik 0,1 - 10 seconden.
6- PrF (gasvoorstroomtijd).
Instelbereik 0 - 3 seconden.
7- Pof (gasnastroomtijd).
Instelbereik 0 - 30 seconden.
8- Acc (soft-start).
Instelbereik 0 - 100%.
Dit is de aanvoersnelheid van de draad, uitgedrukt als
percentage van de ingestelde draadaanvoersnelheid,
voordat de draad het werkstuk raakt.
Deze instelling is belangrijk met het oog op een goede
start.
Fabrieksinstelling «Au»: automatisch.
De waarde kan worden gewijzigd met de knop AN
.
Als u na het wijzigen van de waarde wilt teruggaan naar
de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets
AV
tot
de afkorting
«Au»
opnieuw op het display
AM
verschijnt.
9- BB (terugbrandtijd).
Instelbereik 4 - 250 msec. Bepaalt de lengte van de
lasdraad die uit de contacttip komt na het lassen. Hoe
hoger de waarde, hoe meer de draad terugbrandt.
Fabrieksinstelling «
Au
» automatisch.
Als u na het wijzigen van de instelling wilt terugkeren naar
de oorspronkelijke instellingen, drukt u op de toets
AV
tot
de afkorting «
Au
» opnieuw op het display
N
verschijnt.
10- L (smoorspoelregeling).
Instelbereik
-9,9 -
+9,9
. Fabrieksinstelling
0
. Als het getal
negatief is, daalt de smoorspoelregeling en wordt de
boog harder; bij een hoger getal wordt de boog zachter.
11- dP (dubbele puls, optioneel)
Dit type van lassen wisselt af tussen twee niveaus
van stroomintensiteit en kan worden ingesteld in alle
synergische processen. Vóór het instellen dient een korte
lasnaad te worden gemaakt om de snelheid te bepalen
die het dichtst bij het lastype ligt dat u gaat gebruiken. Op
basis hiervan wordt de referentiesnelheid bepaald.
De functie kan als volgt worden ingeschakeld:
A)-
Schakel de functie in door aan de knop
AN
te draaien
tot de afkorting
On
opnieuw op het display
AM
verschijnt.
B)-
Draai aan de knop
AI
tot de afkorting
FdP
(dubbele-
pulsfrequentie) opnieuw op het display
AL
verschijnt. Het
display
AM
geeft de afkorting
OFF
weer.
Draai aan de knop
AN
om de werkfrequentie te kiezen
(instelbereik 0,5 - 5 Hz). De gekozen waarde wordt
weergegeven op het display
AM
.
C)
Draai aan de knop
AI
totdat de afkorting
ddP
(dubbele-
pulsverschil in m/min.) verschijnt.
Draai aan de knop
AN
om het aantal meter per minuut
te kiezen (instelbereik 0,1 - 3 m/min.) dat moet worden
opgeteld bij en afgetrokken van de referentiesnelheid
(standaard 1 m/min.).
D)
Draai aan de knop
AI
tot het display de afkorting
tdP
weergeeft. Dit is de duur van de hoogste draadsnelheid,
Summary of Contents for MIG 2060/MD
Page 91: ...91...