19
19
19
19
19
NL
NL
NL
NL
NL
Omv
Omv
Omv
Omv
Omvang v
ang v
ang v
ang v
ang van de le
an de le
an de le
an de le
an de lev
v
v
v
ver
er
er
er
ering
ing
ing
ing
ing
Aansluitmodule met
Aansluitmodule met
Aansluitmodule met
Aansluitmodule met
Aansluitmodule met
1
1
1
1
1
inschroefstuk met afdichting
2
2
2
2
2
aansluitschroefverbinding met wartelmoer
en afdichting
3
3
3
3
3
borgring
Aansluitmodule DR met
Aansluitmodule DR met
Aansluitmodule DR met
Aansluitmodule DR met
Aansluitmodule DR met
1
1
1
1
1
inschroefstuk met afdichting
2
2
2
2
2
aansluitschroefverbinding met wartelmoer
en afdichting
3
3
3
3
3
borgring
4
4
4
4
4
aansluitmogelijkheid voor manometer
6
6
6
6
6
achterdrukmanometer
7
7
7
7
7
veerkap
8
8
8
8
8
indicatie voor instelwaarde achterdruk
9
9
9
9
9
arrêt
10
10
10
10
10 draaiknop voor drukregelaar
11
11
11
11
11 klepinzetstuk
12
12
12
12
12 glijring
Aansluitmodule HWS met
Aansluitmodule HWS met
Aansluitmodule HWS met
Aansluitmodule HWS met
Aansluitmodule HWS met
1
1
1
1
1
inschroefstuk met controleschroef en
afdichting
2
2
2
2
2
aansluitschroefverbinding met wartelmoer
en afdichting
3
3
3
3
3
borgring
4
4
4
4
4
aansluitmogelijkheid voor manometer
5
5
5
5
5
terugstroomafsluiter met controleschroef
6
6
6
6
6
achterdrukmanometer
7
7
7
7
7
veerkap
8
8
8
8
8
indicatie voor instelwaarde achterdruk
9
9
9
9
9
arrêt
10
10
10
10
10 draaiknop voor drukregelaar
11
11
11
11
11 klepinzetstuk
12
12
12
12
12 glijring
Gebruiksdoeleinde
Gebruiksdoeleinde
Gebruiksdoeleinde
Gebruiksdoeleinde
Gebruiksdoeleinde
De aansluitmodule dient om bijv. filters,
onthardingsinstallties, doseerapparaten en fysi-
sche zuiveringsinstallaties snel aan te sluiten. De
module kan zowel in horizontale als in verticale
leidingen worden ingebouwd.
Montage
Montage
Montage
Montage
Montage
Inschroefstuk en wartelmoer met inzetdeel in de
waterleiding inschroeven.
Afdichtingen in de aansluitmodule plaatsen en de
aansluitmodule tussen het inschroefstuk en het
inlegstuk vastschroeven.
Inbouwpositie van de DR-module en van de
manometers, zie fig. 3.
1. De borgring tot de aanslag naar links draaien.
2. De klauwen van het apparaat in de uitsparingen
drukken en het apparaat vervolgens met de wij-
zers van de klok mee 45° tot aan de aanslag
draaien.
3. De borgring met beide handen in de richting
van het apparaat trekken tot hij inklikt. Het appa-
raat is nu tegen onverwacht verdraaien beveiligd.
Om het apparaat los te maken de borgring aan de
beide lassen samendrukken en in de richting van
de aansluitmodule schuiven.
Bediening
Bediening
Bediening
Bediening
Bediening
Apparaat aansluiten, zie fig. 5
alleen DR en HWS fig. 1 en 4
alleen DR en HWS fig. 1 en 4
alleen DR en HWS fig. 1 en 4
alleen DR en HWS fig. 1 en 4
alleen DR en HWS fig. 1 en 4
De drukregelaar is in de fabriek ingesteld op 4 bar
achterdruk. Om de achterdruk te wijzigen de arrêt
(9
9
9
9
9) losmaken en de draaiknop (10
10
10
10
10) verdraaien.
De achterdruk kan door draaien van de instelknop
worden gewijzigd (regelbereik 1,5-6 bar).
Draaien met de wijzers van de klok mee = hogere
achterdruk.
Draaien tegen de wijzers van de klok in = lagere
achterdruk.
De indicatie voor de instelwaarde van de achter-
druk (8
8
8
8
8) is een richtwaarde. De manometer (6
6
6
6
6)
toont de druk nauwkeurig aan. Tijdens het instel-
len moet een uitloopklep achter de drukregelaar
een paar keer kort worden geopend en weer ge-
sloten. Als water wordt afgenomen daalt de achter-
druk tijdelijk.
De achterdruk mag niet groter zijn dan 80 % van
de aanspreekdruk van de warmwater-veiligheids-
klep (DIN 1988).
T
T
T
T
Ter
er
er
er
erugstroomafsluiter controleren (1 x jaar
ugstroomafsluiter controleren (1 x jaar
ugstroomafsluiter controleren (1 x jaar
ugstroomafsluiter controleren (1 x jaar
ugstroomafsluiter controleren (1 x jaarlijks
lijks
lijks
lijks
lijks
conform DIN 1988 deel 8)
conform DIN 1988 deel 8)
conform DIN 1988 deel 8)
conform DIN 1988 deel 8)
conform DIN 1988 deel 8)
alleen HWS
alleen HWS
alleen HWS
alleen HWS
alleen HWS
Er een emmer onder plaatsen. Afsluitarmatuur
voor de aansluitmodule HWS sluiten en de
controleschroef (5
5
5
5
5) uitdraaien. Indien nu slechts
een kleine hoeveelheid water uitloopt en er niet
continu water loopt, dan functioneert de
terugstroomafsluiter zoals het hoort. De
controleschroef (5
5
5
5
5) er weer indraaien.