Made in
Germany
NL
24
SON naafdynamo: een afgestript en even-
tueel vooraf ingekort draad einde samen
met een einde van een koplampdraad in een
kabelschoen klemmen (Afb. 4). Om te isole-
ren de meegeleverde krimpkousen rondom
de kabelschoen „krimpen”, bijvoorbeeld door
voorzichtig boven de vlam van een aansteker
te houden.
Kabelschoen
op de naafdy-
namo van SON
aansluiten.
Daarbij alleen
op de polariteit
van de kop-
lamp letten,
voor het
E-WERK is
geen polariteit
voorgeschreven.
Andere dynamo’s, ook banddynamo’s:
aansluitkabel van de E-WERK samen met de
draad van de koplamp aans luiten (parallelle
aansluiting).
Andere stroombronnen (bijv. E-Bike/auto):
Het E-WERK (ingang) kan ook gelijkstroom
tot 50 V opnemen. Daarom kunnen ook
E-Bike-accu’s of sigarettenaanstekers
van auto’s (12 V) als stroombron worden
gebruikt.
Aansluiten van elektronische
apparaten en accu’s
Apparaten op de uitgang (OUT) van het E-
WERK aansluiten.
Verbindingsmogelijkheden:
1 kabel met ronde stekker op USB-
contrastekker (7)
1 kabel met USB stekker op mini-USB-
stekker (8)
9 NiCd-/NiMH-cellen in serie als voedings-
bron hebben.) De geïntegreerde spannings-
omvormer voorkomt dat de door de dynamo
opgewekte spanning (afhankelijk van de
snelheid!) boven de ingestelde waarde komt.
Uitgaande stroomsterkte: instelbaar tussen
0,1 A en 1,5 A - in stappen van 0,1 A.
Strepen tussen de cijferwaarden zijn tussen
stappen:
3,5 V = streep tussen 2,8 V en 4,2 V
4,9 V = streep tussen 4,2 V en 5,6 V enz.
0,1 A = streep tussen 0 A en 0,2 A
0,3 V = streep tussen 0,2 A en 0,4 A enz.
OPGELET: streep tussen grootste en
kleinste cijferwaarde is de desbetreffende
maximale instelling:
13,3 V = streep tussen 12,6 V en 2,2 V
1,5 A = streep tussen 1,4 A en 0 A
Aangezien de draairegelaars zonder over-
gang tussen de maximale en de minimale
instelling kunnen worden omgezet, moet u
bijzonder voorzichtig te werk
gaan om niet een verkeerde
(te hoge!) waarde in te stellen.
Alleen bij het gebruik van
dynamo’s zonder geïntegreerde
elektronische overspanningsbeveiliging
(symbool niet aanwezig) is zekergesteld, dat
het E-WERK de optimale hoeveelheid energie
afgeeft.
1 kabel met USB stekker op micro-USB-
stekker (9)
1 kabel met ronde stekker op mini-USB-
stekker (15)
1 kabel met ronde stekker op micro-USB-
stekker (16)
Functioneert de directe verbinding (15, 16)
niet, gebruik dan de draad met de USB-bus
(7), om dan een verbinding per mini- (8)
of micro-USB (9) te verkrijgen die dan
misschien wel goed werkt.
2 kabels (vrije uiteinden) (10) (wanneer de
USB-kabels voor het aan te sluiten apparaat
niet geschikt zijn, kunnen passende stek-
kers/contrastekker op deze draden worden
aangesloten – in de regel in een elektronika
speciaalzaak verkrijgbaar). Op polariteit letten:
plus = witte draad; min = zwarte draad.
OPGELET: de verbindingen aan de kant van
het apparaat zijn niet spat- en regenwater-
dicht.
Verlengen: (6) kan ter verlenging van de
kabel naar de dynamo/stroombron dan wel
naar een te gebruiken of op te laden
apparaat worden gebruikt.
Gebruiksinstellingen
OPGELET: stel voor het aansluiten van
het apparaat altijd de spanning en stroom-
sterkte in (zie tekstblok pag. 25).
Instellen via draairegelaar op het E-WERK.
Gebruik hiervoor de speciale stift (uit de
onderkant van het apparaat, zeskantstift
2,5 mm). Bij het terugplaatsen in de houder
moet de stift hoorbaar en secuur vastklikken.
Uitgangsspanning: instellbaar tussen 2,8 V
en 13,3 V – in stappen van 0,7 V. (Zo kunnen
bij voorbeeld mobiele apparaten gevoed of
opgeladen worden, die 1 à 3 Li-cellen of 2 à
Afb. 4
Afb. 5: ingestelde waarden 4,9 V en 1 A
OPGELET: een te hoog ingestelde
stroomsterkte en/of spanning kunnen
het aangesloten apparaat onherstelbaar
beschadigen. Als er een ander apparaat
wordt aangesloten, moeten de instellingen
altijd worden aangepast. Neem bij
zelfgemaakte draden altijd de polariteit
van de uitgangsspanning in acht.
Bij het gebruik van apparaten moet
de uitgangsspanning van het E-WERK
altijd op de waarde worden ingesteld
die op de ingang van het apparaat, op
de bijbehorende voedingseenheid of in
de gebruiksaanwijzing van het apparaat
vermeld staat. Deze waarde is meestal
onder een van de volgende termen te
vinden: secundair, SEC, Uitgang, OUT of
dergelijke. Kan deze spanningswaarde
niet exact worden ingesteld, dan moet
de dichtstbijzijnde lagere waarde worden
gekozen. Is ook de stroomwaarde (am-
père) opgegeven, dan moet het E-WERK
dienovereenkomstig op de dichtstbijzijnde
lagere stroomwaarde worden ingesteld.
Als er geen stroomwaarde is opgegeven,
kan de laadstroom worden bepaald,
indien laadtijd en accucapaciteit bekend
zijn. Daarvoor deelt u de waarde van de
accucapaciteit in ampère-uren door de
laadtijd in uren.
Een voorbeeld: voor een accu met een
opgegeven capaciteit van 3,2 Ah en een
laadtijd van 4 uur moet het E-WERK op
0,8 A [3,2 Ah / 4 h] worden ingesteld.
Waarde voor USB-apparaten:
4,9 V / 0,5 A
Waarde voor bufferaccu 461A:
5,6 V / 1,5 A