59
nl
19. Stop de motor bij het oversteken van gravel opritten,
voetpaden of wegen.
20. Kijk uit voor verkeer bij gebruik in de buurt van- of bij het
oversteken van wegen.
21. Stop de motor altijd wanneer U de machine achterlaat,
voordat U de machine reinigt, repareert of inspecteert,
controleer of alle bewegende delen gestopt zijn. Laat de
motor afkoelen, ontkoppel de bougiekabel en houd deze
weg van de bougie.
22. Wanneer de machine ongewoon begint te trillen, stop
dan de motor, ontkoppel de bougiekabel en voorkom dat
deze de bougie raakt. Controleer onmiddellijk wat de
oorzaak is. Trillingen zijn gewoonlijk een waarschuwing
voor problemen.
23. Stop de motor na het raken van een voorwerp. Verwijder
de kabel van de bougie. Inspecteer de loopmaaier op
schade. Repareer de loopmaaier voordat deze weer ge-
start en gebruikt wordt.
24. Inspecteer de loopmaaier regelmatig. Controleer of er
geen onderdelen krom, beschadigd of los zijn.
25. Til of draag een loopmaaier nooit terwijl de motor nog
draait.
26. Langdurige blootstelling aan lawaai en trillingen van een
door een benzinemotor aangedreven loopmaaier dient
voorkomen te worden. Neem regelmatig pauzes en/of
draag gehoorbescherming tegen motorlawaai en werk-
handschoenen om trillingen in de handen te verminde-
ren.
II. Gebruik op hellingen
Hellingen zijn een belangrijke oorzaak van ongelukken door
slippen en vallen die kunnen resulteren in ernstig letsel. Alle
hellingen vragen extra voorzichtigheid. Als U zich niet prettig
voelt op een helling, maai deze dan niet.
Maai
langs het horizontale oppervlak van hellingen; nooit
omhoog en omlaag.
Verwijder
objecten zoals stenen, takken, enz.
Let
op gaten, groeven of hobbels. Lang gras kan obstakels
verbergen.
Maai niet
in de buurt van bunkers, greppels of kades. De
gebruiker zou zijn grip of balans kunnen verliezen.
Maai niet
op overmatig steile hellingen.
Maai niet
op overmatig steile hellingen (maximaal 10 graden)
of gebieden waar de bodem erg ruw is. Wees extra voorzich-
tig bij het veranderen van richting op hellingen.
Maai geen
nat gras. Verminderde grip kan slippen veroorza-
ken.
III. Kinderen
Er kunnen tragische ongevallen voorkomen als de gebruiker
niet op de aanwezigheid van kinderen let. Kinderen worden
vaak aangetrokken door de maaier en de bijbehorende activi-
teiten.
Neem nooit
aan dat kinderen daar blijven waar U ze
het laatst zag.
1. Houd kinderen weg uit het te maaien gebied en laat ze
onder de hoede van een verantwoordelijke volwassene.
2. Zet de loopmaaier uit wanneer kinderen het gebied bin-
nenkomen.
3. Kijk voor- en tijdens het achteruit maaien achterom en
omlaag en let op kleine kinderen.
4. Laat kinderen nooit de loopmaaier gebruiken.
5. Wees extra voorzichtig bij het naderen van blinde hoe-
ken, bossages, bomen of andere voorwerpen die het
uitzicht belemmeren.
IV. Service
1. Wees extra voorzichtig bij het behandelen van benzine
en andere brandstoffen. Deze zijn brandbaar en dampen
zijn explosief.
a. Gebruik uitsluitend een goedgekeurde jerrycan.
b. Nooit met draaiende motor de tankdop verwijderen
of bijtanken. Laat de motor afkoelen voordat
bijgetankt wordt. Niet roken.
c.
Nooit de machine binnenshuis bijtanken.
d. Sla de machine of jerrycan nooit binnenshuis op
waar zich een open vlam, zoals in een geiser of
boiler, bevindt.
e. Wanneer de tank afgetapt moet worden, dan dient
dit buitenshuis te gebeuren. De afgetapte brandstof
moet worden bewaard in een container die daar
specifiek voor is ontworpen of het moet zorgvuldig
worden afgevoerd.
f.
Oude olie en benzine moeten zorgvuldig in
containers worden gegoten die specifiek voor olie en
benzine ontworpen zijn.
g. Gevulde containers moeten voor recyclen
voorzichtig vervoerd worden naar een
scheidingscentrum.
2. Laat een motor nooit binnenshuis of in een afgesloten
gebied draaien.
3. Voer nooit reparaties of afstellingen uit met draaiende
motor. Ontkoppel de bougiekabel en houd deze weg van
de bougie om per ongeluk starten te voorkomen (verwij-
der de contactsleutel bij elektrisch gestarte motoren).
Draag altijd oogbescherming wanneer U afstellingen of
reparaties uitvoert.
4. Controleer regelmatig of de motorbevestigingsbouten
nog vast zitten.
5. Zorg dat alle moeren en bouten strak zitten en houd de
apparatuur in goede staat. Als er onderdelen worden
vervangen, zorg er dan voor dat het bevestigingsmate-
riaal goed vast zit.
6. Rommel nooit met veiligheidsvoorzieningen. Controleer
regelmatig of deze nog goed werken.
7. Kantel de maaier tijdens service of reparatie niet omhoog
tenzij dit uitdrukkelijk in deze gebruiksaanwijzing vermeld
wordt. Service- en reparatieprocedures kunnen worden
uitgevoerd met de loopmaaier in rechtopstaande positie.
Sommige procedures zullen eenvoudiger zijn wanneer
de machine op een verhoogde tafel of werkoppervlak
geplaatst is.
8. Houd om brandgevaar te voorkomen de loopmaaier vrij
van gras, bladeren of ander opgehoopt vuil. Verwijder
gemorste olie of benzine. Laat de loopmaaier afkoelen
voordat deze wordt opgeslagen.
9. Stop en inspecteer de machine als U iets raakt. Zonodig
repareren voordat opnieuw gestart wordt.
10. Altijd de bougie loskoppelen voor schoonmaken, repare-
ren of afstellen.
11. Verander niet de instelling van de regulateur van de mo-
tor en laat deze niet over toeren draaien.
12. Reinig of vervang veiligheidsstickers zonodig.
13. Houd ter bescherming tegen oververhitting van de motor
altijd de vuilafscherming van de motor schoon en op zijn
plaats.
14. Inspecteer de loopmaaier voor opslag.
15. Gebruik uitsluitend originele vervangingsonderdelen.
16. Vervang het maaimes door een door de fabriek goedge-
keurd onderdeel.
Not for Reproduction