Installatie
Climate Class 6000i/8000i – 6721831489 (2021/02)
106
3.3.2
Buiteneenheid monteren
▶ Karton naar boven uitrichten.
▶ Sluitbanden open snijden en verwijderen.
▶ Het karton naar boven aftrekken en de verpakking verwijderen.
▶ Afhankelijk van de installatiesoort een stand- of wandconsole
voorbereiden en monteren.
▶ Buiteneenheid opstellen of ophangen, daarbij de meegeleverde of
bouwzijdige trillingsdempers voor de voeten gebruiken.
▶ Bij installatie met stand- of wandconsole de meegeleverde
afvoerbak [2] met afvoerbocht [3] op de afvoerboring [1]
aanbrengen (
Wanneer druppelend water een probleem wordt, een standaard afvoer-
slang [4] aansluiten.
▶ Afdekking voor de buisaansluitingen afnemen (
▶ Buisverbindingen uitvoeren zoals beschreven in hoofdstuk 3.4.
▶ Afdekking voor de buisaansluitingen weer monteren.
3.4
Aansluiting van de buizen
3.4.1
Koelmiddelleidingen op de binnen- en aan de buiteneen-
heid aansluiten
VOORZICHTIG
Ontsnappen van het koelmiddel door lekkende verbindingen
Door ondeskundig uitgevoerde buisverbindingen kan koelmiddel
ontsnappen.
▶ Bij het opnieuw gebruiken van kraagverbindingen het flensdeel altijd
opnieuw maken.
Koperen buizen zijn in metrische en in inch-maten leverbaar, het flens-
moerschroefdraad is echter hetzelfde. De flenskoppelingen aan de
binnen- en aan de buiteneenheid zijn bedoeld voor inch-maten.
▶ Bij gebruik van metrische koperen buizen de flensmoeren vervangen
door exemplaren met passende diameter (
tabel 6).
▶ Buisdiameter en buislengte bepalen (
pagina 104).
▶ Buis met een buissnijder inkorten (
▶ Buisuiteinden inwendig ontbramen en de spanen uitkloppen.
▶ Moer op de buis steken.
▶ Buis met het flensgereedschap op de maat uit tabel 6 expanderen.
De moer moet gemakkelijk tot de rand kunnen worden geschoven,
maar niet daarover heen.
▶ Buis aansluiten en de schroefverbinding op het draaimoment uit
tabel 6 vastdraaien.
▶ Bovenstaande stappen voor de tweede buis herhalen.
OPMERKING
Minder rendement door warmteoverdracht tussen koelmiddellei-
dingen
▶ Koelmiddelleidingen afzonderlijk van elkaar thermisch isoleren.
▶ Isolatie van de buizen aanbrengen en fixeren.
Tabel 6 Specificatie van de buisverbindingen
3.4.2
Condensafvoer op de binneneenheid aansluiten
De condensbak van de binneneenheid is met twee aansluitingen uitge-
rust. Af fabriek zijn daaraan een condensaatslang en een stop gemon-
teerd, deze kunnen worden verwisseld (
afb. 6).
▶ Condensaatslang met verval installeren.
3.4.3
Dichtheid controleren en installatie vullen
Dichtheid controleren
Bij de dichtheidscontrole de nationale en lokale voorschriften aanhouden.
▶ Doppen van de drie ventielen verwijderen (
afb. 14, [1], [2] en [3]).
▶ Schraderopener [6] en drukmeter [4] op het schraderventiel [1]
aansluiten.
▶ Schraderopener indraaien en schraderventiel [1] openen.
▶ Ventielen [2] en [3] gesloten laten en de installatie met stikstof
vullen, tot de druk 10 % boven de nominale druk van 42,5 bar ligt.
▶ Controleer of de druk na 10 minuten niet is veranderd.
▶ Stikstof inlaten, tot de nominale druk is bereikt.
▶ Controleer of de druk na minimaal 1 uur niet is veranderd.
▶ Stikstof aflaten.
Installatie vullen
OPMERKING
Functiestoring door verkeerd koelmiddel
De buiteneenheid is af fabriek met het koelmiddel R32 gevuld.
▶ Wanneer koelmiddel moet worden bijgevuld, alleen hetzelfde
koelmiddel bijvullen. Koelmiddeltypen niet mengen.
▶ Installatie met een vacuümpomp (
afb. 14, [5]) gedurende
minimaal 30 minuten vacuüm trekken en drogen, tot circa –1 bar
(of circa 500 micron) is bereikt.
▶ Bovenste ventiel [3] (vloeistofzijde) openen.
▶ Met de drukmeter [4] controleren, of de doorstroming vrij is.
▶ Onderste ventiel [2] (gaszijde) openen.
Het koelmiddel verdeelt zich over de installatie.
▶ Ten slotte de drukomstandigheden controleren.
▶ Schraderopener [6] uitdraaien en schraderventiel [1] sluiten.
▶ Vacuümpomp, drukmeter en schraderopener verwijderen.
▶ Doppen van de ventielen weer aanbrengen.
▶ Afdekking voor buisaansluitingen op de buiteneenheid weer
aanbrengen.
Buisbuitendiameter Ø [m
m]
Aandraaimoment [Nm]
Diameter van de
flensopening (A) [mm]
Buisuiteinde met kraag
Voorgemonteerd
flensmoerschroefdraad
6,35 (1/4")
18-20
8,4-8,7
1/4"
9,53 (3/8")
32-39
13,2-13,5
3/8"
R0.4~0.8
A
45°± 2
90°± 4
OBJ_DCL-6721831489-001.fm Page 106 Wednesday, April 21, 2021 2:52 PM