- NL 5 -
19
20
21
22
19. KOPTELEFOONAANSLUITING
20. BATTERIJDEKSEL
21. AUX IN-AANSLUITING
22. AC-AANSLUITING
Ingebruikname/inleiding
•
Kies een gepaste locatie voor het toestel, zoals een droog, vlak en niet glad oppervlak zodat het
toestel eenvoudig kan worden bediend.
•
Zorg dat het toestel voldoende wordt geventileerd!
•
Haal de beschermfolie af van het scherm, indien deze nog steeds aanwezig is.
Voeding
•
Zorg dat de netspanning overeenstemt met de spanning aangegeven op het typeplaatje van het
model.
•
Sluit het meegeleverd snoer (zie batterijvak, indien nodig) aan op een juist geïnstalleerd stopcontact
en vervolgens op de AC-aansluiting aan de achterkant van het toestel.
De batterijen installeren (niet meegeleverd)
1.
Open het deksel van het batterijvak.
2. Installeer 6 UM-2 (“C”) 1,5 V batterijen. Zorg dat de polariteit juist is (zie op de bodem van het
batterijvak)!
3. Sluit vervolgens het batterijvak.
OPMERKING:
•
Als er een snoer met het toestel is verbonden, worden de batterijen automatisch uitgeschakeld.
OPGELET:
•
De batterijen kunnen batterijzuur lekken. Als u het toestel langere tijd niet denkt te gebruiken, haal
de batterijen uit.
•
Gooi de batterijen niet weg samen met het huisvuil. Lever de gebruikte batterijen in bij een gepast
inzamelpunt of uw handelaar.
WAARSCHUWING:
•
Stel de batterijen niet bloot aan overmatige hitte, zoals van de zon, vuur, etc. Explosiegevaar!
Het toestel in- en uitschakelen
•
Druk op de “STANDBY / FUNCTION” knop om het toestel in te schakelen.
•
Om het toestel uit te schakelen, houd de “STANDBY / FUNCTION” knop ca. 3 seconden ingedrukt.
OPMERKING:
•
Het toestel wordt na een inactiviteit van ca. 10 minuten automatisch in stand-by gezet.