96
kennis mogen het toestel niet bedienen, tenzij ze worden
door een voor hun veiligheid bevoegde persoon
gesurveilleerd of verkregen door deze instructies hoe het
toestel moet worden benut.
Kinderen moeten in de gaten worden gehouden, om te
waarborgen dat ze niet met het toestel spelen.
Kinderen
dienen uit de buurt van het apparaat te worden
gehouden.
Zet het toestel nooit aan, terwijl niet betrokken personen in
de buurt zijn.
Laat de machine nooit zonder toezicht .
Zorg dat uw werkomgeving in orde is. Rommel kan
ongevallen veroorzaken.
Neem een
werkpositie
in, zijdelings of achter het apparaat.
Ga nooit in het bereik van de uitwerpopening staan.
Nooit
uw hand in de vul- of uitworpopening steken.
Blijf met uw gezicht en uw lichaam uit de buurt van de
vulopening.
Overbelast de machine niet. U werkt beter en zeker met de
juiste belasting van de machine.
Werk alleen met alle veiligheidsvoorzieningen op de juiste
wijze aangebracht.
Verander het toerental van de motor niet, want de regelaar
regelt de veilige maximum werksnelheid en beschermt de
motor en alle draaiende delen tegen schade door te hoge
snelheid.
Het apparaat mag niet
zonder de vultrechter
gebruikt
worden.
Het toestel resp. delen van het toestel niet veranderen.
Bij het inschakelen van de motor moet het apparaat conform
de voorschriften zijn gesloten.
Het toestel niet met water afspatten. (Gevarenbron
elektrische stroom).
Let op de omgevingsinvloeden.
−
Gebruik de machine niet in een vochtige of natte
omgeving.
−
Machine niet in de regen laten staan of in de regen
werken.
−
Werk alleen bij toereikend zicht, zorg voor een goede
verlichting.
Om
letsel aan vingers te
vermijden bij montage en/of reini-
gen werkhandschoenen dragen.
Schakel de machine uit en neem de steker uit het
stopcontact bij:
−
onderhouds- en reinigingswerkzaamheden
−
bij storingen
−
controle van de aansluitleidingen, of deze
verstrengeld of beschadigd zijn
−
transport
−
reparatiewerkzaamheden
−
wisselen van de messen
−
het verlaten van de machine (ook voor een korte tijd)
Bij verstoppingen in de ingooi en uitwerp van de machine
schakel de motor uit en neem de netsteker uit het
stopcontact, alvorens u materiaalresten in de ingooi of
uitwerp verwijdert.
Onderzoek de machine op eventuele beschadigingen.
−
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet
zorgvuldig worden onderzocht of de
beschermingsvoorzieningen en licht beschadigde
onderdelen foutloos en volgens de voorschriften
functioneren.
−
Controleer of alle bewegende delen van de machine
goed functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn.
Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en goed
functioneren om de machine correct te laten werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en -delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende
reparatiewerkplaats gerepareerd of verwisseld worden.
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
worden vervangen.
Bewaar de machine in een droge en afgesloten ruimte,
buiten het bereik van kinderen.
E
E
l
l
e
e
k
k
t
t
r
r
i
i
s
s
c
c
h
h
e
e
v
v
e
e
i
i
l
l
i
i
g
g
h
h
e
e
i
i
d
d
De
aansluitkabel
moet volgens IEC 60245 (H 07 RN-F)
zijn, met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm² bij een lengte tot 25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte vanaf 25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximaal vermogen
niet meer, de werking van het toestel wordt gereduceerd.
Stekker en aansluitdozen aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht pvc of een ander thermoplastisch materiaal
van dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit materiaal
zijn gecoat.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet tegen
spatwater beveiligd zijn.
Let er bij het leggen van de aansluitkabel op dat deze niet
stoort, bekneld raakt, geknikt wordt en de steekverbinding
niet nat wordt.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel af.
Gebruik de kabel niet voor doeleinden waarvoor hij niet
geschikt is. Bescherm de kabel tegen hitte, olie of scherpe
randen. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer de verlengkabel regelmatig op beschadigingen
en vervang hem als hij beschadigd is.
Gebruik geen defecte kabels.
Gebruik alleen toegestane en gemerkte verlengkabels.
Maak geen geknutselde elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen nooit overbruggen of
buitenwerking stellen.
Het apparaat via een veiligheidsschakelaar (30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen of reparaties mogen alleen door
een erkend bedrijf of een erkende reparatiewerkplaats
uitgevoerd worden. De plaatselijke voorschriften moeten
opgevolgd worden.
Reparaties aan andere delen van de machine mogen
alleen door de fabrikant of een door hem erkende
werkplaats uitgevoerd worden.
Alleen de originele toebehoren en onderdelen gebruiken.
Bij het gebruik van niet originele onderdelen kunnen
risico’s voor de gebruiker ontstaan. De fabrikant kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor ongevallen hierdoor
ontstaan.