NL 5
ATAG CONNECT LIFE
Stap 5: Maak verbinding met het thuisnetwerk en de cloud
(zie het hoofdstuk: Verbinding
maken)
Het toestel moet verbinding hebben met de cloud om de applicatie in staat te stellen het toestel
op afstand te kunnen bewaken en bedienen.
Stap 6: Koppel het toestel aan uw gebruikersaccount
(zie het hoofdstuk: Koppelen (P))
Door te koppelen krijgt u bewakingsfunctionaliteit binnen de app. Tijdens het koppelen maakt u
een verbinding tussen uw toestel en uw ConnectLife-gebruikersaccount.
Stap 7: Schakel ‘Op afstand instellen’ in
(zie het hoofdstuk: Op afstand instellen (C))
Als u op afstand functie-instellingen wilt wijzigen, moeten het toestel en ‘Op afstand instellen’
ingeschakeld zijn.
Stap 8: Schakel ‘Op afstand starten’ in
(zie het hoofdstuk ‘Op afstand starten’)
‘Op afstand starten’ moet ingeschakeld zijn als u uw smartphone/tablet wilt kunnen gebruiken
om uw toestel op afstand te starten.
Stap 9: Verlaat het NVM
(zie hoofdstuk: Verlaat het Netwerk Verbindings Menu)
U kunt het NVM verlaten nadat u uw toestel na het uitvoeren van de stappen volledig hebt
verbonden.
Verschillende weergaves van het WiFi-symbool
Het WiFi-symbool kan 6 weergaves hebben:
• Grijs knipperend: WiFi van het toestel is ingeschakeld.
• Grijs statisch: WiFi van het toestel is gereed voor verbinding.
• Grijs-wit knipperend: het toestel is verbonden met de router van het thuisnetwerk.
• Wit statisch: het toestel is verbonden met het thuisnetwerk en de cloud.
• Wit statisch met een kleine telefoon: ‘Op afstand instellen’ is ingeschakeld.
• Wit statisch met een vinkje: ‘Op afstand starten’ is ingeschakeld.