40 / 68
P/N 466-5610-
ML • REV A • ISS 27MAY21
Sabotageschakelaar
De sabotageschakelaar wordt in Afbeelding 4 als item
4 weergegeven.
Het systeem werkt alleen correct als de sabotageschakelaar
inactief (gesloten) is. De sabotageschakelaar wordt gesloten
door het bediendeel op basis te plaatsen. Tijdens de werking
verschijnt op het LCD-display
‘GI Sabotage’ wanneer de
sabotageschakelaar actief is (verzegeling gebroken).
DIP-switchinstellingen bediendeel
Aan de achterkant van het bediendeel bevindt zich een rij
dipswitches (Afbeelding 4, item 3) waarmee het
bediendeeladres en de databusafsluiting (TERM) worden
ingesteld. Deze instellingen worden beschreven in de volgende
secties.
•
TERM-schakelaar: Als u de bus wilt afsluiten, schakelt
u dipswitch 5 in op Aan, indien nodig. Voor elke bus
mogen er niet meer dan twee Terminators op Aan worden
ingesteld. Raadpleeg de installatiehandleiding van het
controlepaneel voor meer informatie over het gebruik van
Terminators.
•
Bediendeeladres: Stel de bediendeel adressen in met de
switches 1
–4. Zie Afbeelding 2.
Aansluitingen
Zie Afbeelding 3.
•
+12 V, 0 V: Het bediendeel kan worden gevoed met de
‘+’ en ‘−’ van de bus via het controlepaneel (PS2 klasse
PSU) als de afstand tussen het bediendeel en het
controlepaneel niet langer is dan 100 meter. Anders kan
het bediendeel worden gevoed door AUX PWR van een
DI, of door hulpstroomtoevoer (PS2-klasse is vereist,
8,5 tot 13,8 VDC, 12 VDC aanbevolen).
•
D+/D−: D+ is de positieve-dataverbinding en D− is de
negatieve-dataverbinding van de databus.
Het bediendeel is met het ATS-controlepaneel verbonden
via de RS485-databus, tot op 1,5 km afstand van het
controlepaneel. Het is aanbevolen om een afgeschermde,
tweeaderig getwiste datakabel (WCAT 52/54) te
gebruiken. D+/D
− moet worden verboden door één getwist
kabelpaar. De afscherming van elke databuskabel moet
slechts met één uiteinde op de aarding van het systeem
zijn aangesloten. Om die reden biedt het ATS1136-
bediendeel geen aardaansluiting. Als de bus met het
bediendeel is doorgekoppeld, controleer dan of de
afscherming van de datakabel niet onderbroken is. Dit om
de continuïteit van de afscherming te garanderen. Isoleer
de kabels en kabelafscherming correct om kortsluiting op
het bediendeel te voorkomen.
•
IN: Op
‘IN’- en ‘0V’-terminals kan een RTE knop (normaal
open, puls-drukknopschakelaar) worden aangesloten.
Wanneer deze knop wordt ingedrukt, regelt deze knop de
uitgangsverzoekfunctie.
•
OUT: Open collectoruitgang Raadpleeg “Specificaties” op
pagina 42 voor de maximaal toegestane spanning.
Raadpleeg de programmeerhandleiding van het
controlepaneel voor meer informatie.
Status-leds
Afbeelding 1
(1) Groen: De spanningsled
brandt wanneer het
controlepaneel stroom
krijgt van de
wisselstroomvoeding.
(2) Geel: De storingsled
brandt wanneer een
systeemfout is
gedetecteerd.
(3) Rood: De alarmled brandt
wanneer het systeem is
gesaboteerd of wanneer een
gebied dat aan het bediendeel
is toegewezen, zich in een
alarmtoestand bevindt.
(4) Blauw: De toegangsled brandt
wanneer een kaart wordt
gepresenteerd.
Bedieningsfuncties
Bediendeelsneltoetsen
Gebruik bediendeelsneltoetsen om de volgende instellingen te
wijzigen.
•
: Menu + ▲ of ▼
•
: Menu + ◄ of ►
•
Intensiteit van het bediendeel-backlight: 0
+ ▲ of ▼
•
Intensiteit van het bediendeel-nightlight: 0
+ ◄ of ►
•
+ ◄ of ►
•
+ ▲ of ▼
Backlight (achterlicht) en Nightlight (
nachtlicht)
van
toetsen
De standaardinstellingen voor backlight en nightlight van de
toetsen zijn als volgt:
•
Backlight van toetsen aan (fel) voor ongeveer 240 sec.
nadat een toets is ingedrukt.
•
Nightlight aan (gedimd).
Deze functies kunnen worden gewijzigd vanuit het
bediendeelmenu.
LCD-contrast
Het LCD-contrast kan worden ingesteld door de Menutoets
ingedrukt te houden en even op de toetsen ▲ of ▼ te drukken
om het contrast van het beeld te wijzigen. De standaardwaarde
is 3. Het toegestane bereik is 0 tot 6.
LCD-backlight
De LCD-verlichting brandt gedurende 30 seconden nadat op
een toets is gedrukt.
Intensiteit van LCD-backlight
De intensiteit van het LCD-achterlicht kan worden gewijzigd
door de Menutoets ingedrukt te houden en even op de pijltoets
◄ of ► te drukken. De standaardwaarde is 6. Het toegestane
bereik is 0 tot 8. 0 staat gelijk aan Uit.
Intensiteit van het bediendeel-backlight
De intensiteit van het bediendeelachterlicht kan worden
gewijzigd door de toets 0 ingedrukt te houden en even op de
pijltoets ▲ of ▼ te drukken. De standaardwaarde is 6. Het
toegestane bereik is 0 tot 8. 0 staat gelijk aan Uit.
Intensiteit van het bediendeel-nightlight
De intensiteit van het bediendeelnachtlicht kan worden
gewijzigd door de toets 0 ingedrukt te houden en even op de