16
NL
Als u er niet in slaagt om zelf de storing te verhelpen met behulp van onderstaande tabel, dan:
- Versie Microwatt en Mi de fabrieksinstellingen van de afstandbediening terugzetten, zie gebruiksaanwijzing afstandsbe-
diening 11025983
- De stroom uitschakelen. Wachten tot de schermen zijn gedoofd. De stroom weer inschakelen.
- Als het probleem blijft bestaan, het typeplaatje kopiëren en contact opnemen met onze technische dienst.
Probleem
Mogelijke oorzaak
Oplossing
Versie Microwatt en
Mi
Het scherm van de
afstandsbediening gaat
niet aan
Voeding van de elektronische printkaart defect
• Controleer de hele bedrading.
• Controleer de zekering op de elektronische printkaart.
Versie Microwatt en
Mi
Op de afstandsbediening
wordt een defect
weergegeven
• Zie gebruiksaanwijzing 11025983 (afstandsbediening)
De motor start niet
en het scherm van de
toerenregelaar is uit
De stroomonderbreker in de schakelkast heeft een
overbelasting ontdekt en schakelt uit.
Of een stroomstoring.
• Controleer de amperage van de stroomonderbreker.
• Controleer de netspanning en de bedrading van de toerenregelaar (binnen/buiten de unit)
Toerenregelaar defect
• Spoor het defect op dat het uitvallen van de toerenregelaar heeft veroorzaakt en verhelp dit
• Vervang de toerenregelaar
De motor start niet
en het scherm van de
toerenregelaar licht op
De regelaar is defect en geeft een defectcode weer
• Zie hieronder: § Defectcodes van de regelaar
De regelaar ontvangt geen opdracht om de motor te starten.
• Controleer de uitgangsspanning van de toerenregelaar.
• De startopdracht wordt gegeven via het aansluitblok van de regelaar (de RUN-knop is
uitgeschakeld).
- Controleer de stand van de microschakelaars boven het aansluitblok van de regelaar: NPN
(en AVI afhankelijk van de versie)
- Controleer de bedrading tussen de printplaat en de toerenregelaar (afhankelijk van de versie)
Defect in de motorbedrading
• Controleer de bekabeling tussen de toerenregelaar en het aansluitblok van de motor.
Motor defect
• Spoor het defect op dat het uitvallen van de motor heeft veroorzaakt en verhelp dit
• Vervang de motor
De ventilator werkt niet
nominaal
De ventilator start niet of start en stopt daarna
• Controleer alle bedrading
• Controleer de motor zelf: de motor rechtstreeks aansluiten op 400V ~
• Vervang het defecte onderdeel
De waaier draait in verkeerde richting
• Controleer of de draairichting van de waaier juist is.
• Controleer de motorbekabeling: verwissel 2 stroomfases (uitvoeringen met
krachtstroomvoeding) op de motor bekabeling tot de draairichting juist is:
(controleer de draairichting ten opzichte van de sticker met pijl)
De ventilator werkt niet op de ingestelde richtwaarde
• Controleer of de waaier niet aanloopt
• Controleer de juiste instelling van de drukrichtwaarde (zie pagina 10 of gebruiksaanwijzing
van de afstandsbediening, afhankelijk van de uitvoering).
• Controleer druksensor: het vergelijk de ingestelde richtwaarde met een in parallel door
uzelf uitgevoerde drukmeting, binnen in de kast en stroomopwaarts van de waaier
• Controleer de drukmetingbuisleiding tussen de druksensor (uitgang P2, afhankelijk van de
uitvoering) en de binnenkant van de kast. De buis ontstoppen
• Controleer de motor
• De regelaar is ondermaats. Controleer het luchtkanalenstelsel op lekkage of verliezen door
ongebruikelijke belastingen
Defectcodes van de regelaar
- De defectcode analyseren die op de regelaar is weergegeven, en het probleem verhelpen :
- De defecten wissen door op de STOP/RESET-knop ervan
te drukken.
- Schakel de stroom uit
- Wacht tot de schermen zijn gedoofd
- Zet de stroom weer aan
Defectcode op
toerenregelaar
Beschrijving
Oplossing
oc
ocA, ocd, ocn
Overstroom
• Controleer het door de motor opgenomen vermogen.
• Controleer de motorkabel en de motorisolatie (kortsluiting of aardfout).
Ov
OvA, Ovd, Ovn, Ovs
Overspanning
• Controleer de netspanning van het elektriciteitsnet.
Lv
LvA, Lvd, Lvn, Lvs
Onderspanning
• Controleer de netspanning van het elektriciteitsnet.
• Controleer de belasting van de motor (aanlopen, enz.)
• Controleer de voedingskabel (geen faseverlies).
oH1
Oververhitting van de regelaar
• Controleer het door de motor opgenomen vermogen.
• Controleer de werking van de koelventilator van de toerenregelaar.
• Controleer de omgevingstemperatuur van de toerenregelaar.
oL
oL1, oL2, EoL1, EoL2
Overbelasting (te hoge stroomsterkte motor)
• Controleer de belasting van de motor (aanlopen, enz.).
Gff
Aardfout (uitgang van de regelaar)
• Controleer de motorkabel en de isolatie van de motor.
PHL
orP
Faseverlies (ingang van de regelaar)
• Controleer de ingangsspanning en de balans van de fasen.
oPHL
oPL1, oPL2, oPL3
Faseverlies (uitgang van de regelaar)
• Controleer de balans van de fasen aan de uitgang.
• Vervang de motor