NL-15
VOORZICHTIG
R0,4~0,8
VOORZICHTIG
Moersleutel
Flensmoer
Momentsleutel
4. KOELMIDDELLEIDING
Controleer of de flare-koppelingen correct vast zitten.
Hieronder ziet u voorbeelden van leidingen
die verkeerd zijn opgetrompt.
■
Controleer of het hoogteverschil tussen de binnenunit en de buitenunit en de totale lengte van de koelmiddelleiding
overeenstemmen met de systeemvereisten.
■
De koelmiddelleidingen worden geïnstalleerd nadat de binnenunit en buitenunit zijn geïnstalleerd. Sluit de leiding eerst
aan op buitenunit en daarna op de binnenunit.
■
Zorg er tijdens de installatiewerkzaamheden altijd voor dat de uiteinden van de leidingen zijn afgedicht met een kapje of tape
en verwijder deze pas zodra u de leiding gaat aansluiten.
■
Zorg dat eventuele niet met het product meegeleverde eigen leidingen tot in de buisaansluiting binnen in de unit geïsoleerd
zijn. Blootliggende buizen kunnen condensvorming vormen of bij aanraking brandwonden veroorzaken.
4.1.2 Gebruik een frees om braam te verwijderen
met het snijvlak naar beneden, zodat de spaan niet
in de buis kan dringen.
4.1.3 Voer de flare-koppeling uit met behulp van flare-
gereedschap zoals hieronder weergegeven.
4.1 OPTROMPEN
OPMERKING
■ Het gereedschap dat u voor het flare-koppelen nodig
heeft, bestaat uit: buissnijder, frees, flare-gereedschap
en een buishouder.
4.1.1 Gebruik een buissnijder om de buis op de gewenste
lengte te snijden. Zorg ervoor dat een snijrand van
90° ten opzichte van de zijkant van de buis wordt
gehandhaafd.
Glad
Ruw
Braam
4.2 LEIDINGWERK
4.2.1 Centreer en draai de flensmoer aan en voltooi
de verbinding met behulp van twee moersleutels.
Leidingmaat
Draaimoment
Ø6,35 mm
18 ~ 20 Nm
Ø9,52mm
25 ~ 26 N.m
Ø12,7mm
35 ~ 36 N.m
Ø15,88mm
45 ~ 47 N.m
Ø19,05mm
65 ~ 67 N.m
Buitendiameter
A (mm)
Max
Min
Ø6,35 mm
8,7
8,3
Ø9,52mm
12,4
12,0
Ø12,7mm
15,8
15,4
Ø15,88mm
19,0
18,6
Ø19,05mm
23,3
22,9
4.2.2. Selecteer het geschikte isolatiemateriaal voor
de koelmiddelleiding.
(min. 10 mm, warmte-isolatieschuim C)
■ Voor gas- en vloeistofleidingen moeten afzonderlijke
warmte-isolatiebuizen worden gebruikt.
■
De bovenvermelde dikte geldt als standaard bij een
binnentemperatuur van 27 °C en een vochtigheidsgraad
van 80. Als u de montage uitvoert in een omgeving
met ongunstige omstandigheden, zoals in de buurt
van badkamers, keukens en vergelijkbare plaatsen,
dient u sterkere isolatie te gebruiken.
■
De isolatie moet hittebestendig zijn tot ruim 120 °C.
■
Gebruik de kleefmiddelen op het verbindingsdeel
van de isolatie om te voorkomen dat vocht binnendringt.
■
Scheuren in de isolatie moeten worden gerepareerd
en afgedekt. Controleer vooral ook het gebogen gedeelte
of de hanger van de leiding.
■
Als hard solderen nodig is, dient u met stikstofgas te blazen.
■
Een verkeerd aandraaimoment leidt tot optrompschade of gaslekken.
Hellend
Ongelijkmatige
dikte
Gescheurd
Beschadigd
oppervlak
Summary of Contents for YDFA012
Page 68: ......