Installatie
10 - NL
VA Master FAM540
CI/FAM540-X1
3.3
Gebruikscondities
Wechsel ein-auf zweispaltig
De uitwerking van een vlotterdebietmeter vindt plaats in overleg met
de gedefinieerde bedrijfsconditie van de te meten stof. Bij vloeistoffen
en gassen gaat het hierbij om de druk- en temperatuurafhankelijke
parameters (dichtheid en viscositeit) onder meetomstandigheden.
Vooral bij gassen betekent dit een gedefinieerde bedrijfsdruk en een
gedefinieerde bedrijfstemperatuur. De aangegeven nauwkeurigheid
van het apparaat is altijd gerelateerd aan de bedrijfsomstandigheden
waarop de specificatie gebaseerd is.
Drukverlies
De aan het meetpunt ter beschikking staande bedrijfsdruk moet
groter zijn dan het drukverlies van de debietmeter dat aangegeven is
in de specificatie. Hierbij dient ook rekening te worden gehouden met
drukverliezen, die door nageschakelde buisleidingen en armaturen
ontstaan.
Demping en compressietrillingen tijdens de gasmeting
Bij overschrijden van bepaalde kritische volumes tussen de
debietmeter en de opvolgende restrictiestand kunnen bij vaak lage
drukverhoudingen zogenaamde compressietrillingen van de vlotter
optreden. Wordt de in de specificatie vermelde waarde voor de
minimaal noodzakelijke voordruk niet bereikt, dan kan de debietmeter
met een gasdemping worden uitgerust (zie afb. 3).
Indicator-
behuizing
Magneet-
volgsysteem
Vlotter-
geleiding
G00402
Gasdemping
Meetconus
Vlotter
Afb. 3:
Debietmeter met gasdemping
Let op de volgende aanwijzingen om zelfbekrachtigende compressie-
trillingen te voorkomen:
•
Keuze van een debietmeter met een zo laag mogelijke
drukverlies.
•
Zo kort mogelijke buisleidingen tussen debietmeter en de voor- of
nageschakelde restrictiestand.
•
Verhoging van de bedrijfsdruk onder inachtneming van de hieruit
voortvloeiende debietveranderingen ten gevolge van dicht-
heidsveranderingen van het gas tijdens de werking.
Drukslagen
Vooral bij de meting van gassen kunnen zogenaamde druk- of
stootslagen optreden, indien gebruik gemaakt wordt van snel opende
magneetventielen en onbeperkte buisleidingdiameters. Dit is ook het
geval als gasbellen aanwezig zijn in vloeistoffen. Daarbij wordt de
vlotter als gevolg van de plotseling optredende ontspanning van het
gas in de buisleiding massief tegen de bovenste vlotteraanslag
gebotst. In sommige gevallen kan het apparaat worden vernield. Om
deze reden is een gasdemping niet geschikt ter compensatie van
drukslagen.
Percentage vaste stoffen in de meetstof
Vlotterdebietmeters zijn slechts beperkt geschikt voor het meten van
monsters die vaste stoffen bevatten. In afhankelijkheid van de
concentratie, korrelgrootte en het soort vaste stof dient men rekening
te houden met een verhoogde mechanische afschuring, vooral aan
de gevoelige meetzijde van de vlotter. Bovendien kunnen afzettingen
ophopen op de vlotter waardoor deze zijn gewicht en vorm verandert.
Door deze factoren is het mogelijk dat - in afhankelijkheid van het
type vlotter - foute meetresultaten worden gegeven. Meestal is het in
deze gevallen aan te bevelen gebruik te maken van geschikte filters.
Bij de debietmeting van meetstoffen die magnetische partikels
bevatten is het aan te raden een magneetafscheider vóór de
debietmeter te monteren.
Temperatuur-diagram
G00404
-50
-40
-30
-20
-10
0
10
20
30
40
50
60
70
80
-100 -50
0
50 100 150 200 250 300 350 400 450
T [°C]
M
T
[°C]
amb
1
2
3
3
1
2
Afb. 4:
Max. mediumtemperatuur (T
M
) en omgevings-
temperatuur
(T
amb
)
1
Alarmuitgang -20 ... 70 °C (-4 ... 158 °F)
2
Stroomuitgang -40 ... 70 °C (-40 ... 158 °F)
3
Met isolatie
Ex-uitvoering zie hoofdstuk "Ex-technische gegevens".
Isolatie
G00441
Afb. 5:
Maximale isolatie = flensdiameter
Wechsel ein-auf zweispaltig