OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
16
Raadpleeg de tabel hieronder wanneer het toestel niet naar behoren functioneert. Als het probleem niet hieronder
vermeld staat, of als de aanwijzingen het probleem niet verhelpen, zet het toestel dan uit (standby), haal de stekker uit het
stopcontact en neem contact op met uw dichtstbijzijnde YAMAHA dealer of servicecentrum.
■
Algemeen
OPLOSSEN VAN PROBLEMEN
Probleem
Oorzaak
Oplossing
Raadpleeg
bladzijde
Dit toestel gaat niet
aan.
Het netsnoer of de stekker is niet of niet
goed aangesloten.
Sluit het netsnoer op de juiste manier aan.
—
De instelling voor de impedantie is niet
correct.
Stel de impedantie in zodat deze overeenkomt met die
van uw luidsprekers.
De beveiliging is in werking getreden
vanwege kortsluiting enz.
Controleer of de luidsprekerbedrading elkaar niet
raakt en zet vervolgens het toestel weer aan.
De IMPEDANCE SELECTOR schakelaar
op het achterpaneel staat niet helemaal in
de juiste stand.
Zet de IMPEDANCE SELECTOR schakelaar
helemaal in de juiste stand terwijl de
stroomvoorziening van het toestel is uitgeschakeld.
Het toestel heeft blootgestaan aan een
sterke, externe elektrische schok
(bijvoorbeeld een blikseminslag of een
ontlading van statische elektriciteit).
Zet het toestel uit (standby), haal de stekker uit het
stopcontact, wacht 30 seconden voor u de stekker
weer terug doet en probeer het toestel vervolgens
weer gewoon te gebruiken.
—
Geen geluid
In- of uitgangskabels niet op de juiste
manier aangesloten.
Sluit de bedrading op de juiste manier aan. Als dit het
probleem niet verhelpt, is het mogelijk dat er iets mis
is met de kabels.
Er is geen geschikte signaalbron
geselecteerd.
Selecteer een geschikte signaalbron met INPUT op het voorpaneel
(of met de ingangskeuzetoetsen op de afstandsbediening).
De TAPE MONITOR functie is ingeschakeld.
Zet de TAPE MONITOR functie uit.
De SPEAKERS A/B schakelaars staan
niet in de juiste stand.
Zet de gewenste SPEAKERS A of B schakelaar in de
ON stand.
De luidsprekers zijn niet goed aangesloten.
Sluit de luidsprekers op de juiste manier aan.
Het geluid valt
plotseling uit.
De beveiliging is in werking getreden
vanwege kortsluiting enz.
Controleer of de IMPEDANCE SELECTOR correct is ingesteld.
Controleer of de luidsprekerbedrading elkaar niet
raakt en zet vervolgens het toestel weer aan.
Alleen de luidspreker
aan de ene kant doet
het.
Bedrading niet op de juiste manier
aangesloten.
Sluit de bedrading op de juiste manier aan. Als dit het probleem
niet verhelpt, is het mogelijk dat er iets mis is met de kabels.
De BALANCE regeling is niet correct ingesteld.
Zet BALANCE in de juiste stand.
De lage tonen klinken
te zwak en de
weergave is sfeerloos.
De + en – draden zijn verkeerdom
aangesloten op de versterker of de
luidsprekers.
Sluit de luidsprekerdraden correct aan op de + en –
aansluitingen.
U hoort een zeker
“gebrom”.
Bedrading niet op de juiste manier
aangesloten.
Sluit de audiostekkers stevig en op de juiste manier
aan. Als dit het probleem niet verhelpt, is het
mogelijk dat er iets mis is met de kabels.
De draaitafel is niet verbonden met de
GND aansluiting.
Maak de GND verbinding tussen de aarding van de
draaitafel en dit toestel.
Het volume is te laag
bij weergave van een
plaat.
De plaat wordt afgespeeld op ene
draaitafel met een MC cartridge.
De draaitafel moet op dit toestel worden aangesloten
via een MC kopversterker.
—
Het volume kan niet
worden verhoogd, of
het geluid klinkt
vervormd.
De op de TAPE OUT of MD OUT
aansluitingen van dit toestel aangesloten
component staat uit.
Zet de betreffende component aan.
—