63
f) Alarm bij overbelasting
De meter geeft bij het overschrijden van een ingestelde grenswaarde elke 10 seconden een
alarmtoon en op de display knippert .„
OVERLOAD
“. Als de alarmtoon beëindigd moet worden,
druk dan op een willekeurige toets. De display „
OVERLOAD
“ knipper echter verder.
Deze functie kan niet alleen worden gebruikt ter bescherming van de meter of de
verbonden verbruiker, maar ook voor het signaleren van het feit dat de verbruiker tijdens
normaal bedrijf de voorgeschreven grenzen overschrijdt. U hoeft dus niet voortdurend
de displayweergave in de gaten te houden.
Als grenswaarde kan zowel een waarde voor het vermogen (W) als voor de stroom (A)
ingesteld worden.
Als voor beide grenswaarden „0“ wordt ingevoerd, is de functie gedeactiveerd.
Als beide grenswaarden geprogrammeerd worden (bijvoorbeeld 1000 W en 2 A), dan
wordt het alarm bij het overschrijden van de lagere waarde in werking gesteld (om bij
het bovenstaande voorbeeld te blijven, wordt het alarm bij 2 A geactiveerd, dit is bij een
netspanning van 230 v/AC een vermogen van 460 W).
• Als u de instelling voor de grenswaaarde voor de overbelasting de CO2-emissie hebt
ingesteld (zie paragraaf e), kunt u direct doorgaan naar de volgende stap.
Anders moet de instelmodus gestart worden, door de „SET”-toets (1) gedurende ongeveer 3
seconden ingedrukt te houden. Linksboven in de display wordt „
“ weergegeven en in de
bovenste displayregel verschijnt „24Hr“ (of „12Hr“). Druk nu 3x kort op de „
“-toets (5),om
naar de instelling van de grenswaarde van de overbelasting te gaan, zie volgende stap.
• Boven in de display staat „
OVERLOAD
“, de grenswaarde van de overbelasting kan nu
ingesteld worden.
• Druk kort op de „SET“-toets (1) en de „W“ in de display gaat knipperen.
• Wissel met de „
“-toets (4) resp. de„
“-toets (5) tussen de grenswaarde voor het
vermogen („W“ knippert) en de stroom („A“ knippert).
• Druk kort op de „SET“-toets (1), de eerste plek van de grenswaarde knippert.
• Wijzig de numerieke waarde van de telkens knipperende invoerpositie met de „
“-
toets (4) of de „
“-toets (5).
Druk ter bevestiging kort op de „SET“-toets (1), daarna wordt naar de volgende invoerpositie
gewisseld.
Na de bevestiging van de laatste invoerplek houdt de display op te knipperen.