
9.0112
5
Acculader type BC1216, BC1225, BC1235, BC2416, BC2425, BC2450, BC2465
4.3
Accu-aansluiting
Voor aansluiting van de accukabels moet erop gelet worden dat
de accuspanning met de gegevens van het typeplaatje over-
eenstemt.
Voor de indeling van het accutype bij het laadapparaat
neemt u a.u.b. de voorschriften van de fabrikant van de
accu in acht!
Opgelet!
Het apparaat moet met de juiste polen aangesloten
worden!
De aansluiting geschiedt als volgt:
1.
rode kabel (+klem van het apparaat) op de + pool van
de accu en
2.
zwarte kabel (- klem van het apparaat) op de - pool van
de accu
of
de laadstekker in de bijbehorende bus van de accuka-
bel steken als het apparaat met een laadstekker uitge-
rust is.
4.4
Aan-boord-uitvoering
In de aan-boord-uitvoering is de lader in een muurkast inge-
bouwd .
Bovendien de volgende opties zijn ingehouden:
a)
Bescherming tegen wegrijden tijdens de laadproces
(motoronderbreking). Het omschakelcontact kan worden
ingebonden in de motorstuurkring en is bezet als volgt:
groen
=
COM
(gemeen)
bruin
=
N.C.
(breek-contact)
wit
=
N.O.
(maak-contact)
contactbelasting:
max. 60V/2A/120W
Het relais is zolang aangetrokken als het apparaat is inge-
schakeld en de netspanning is aanwezig.
b)
PCB bedekking (het PCB wordt bedekt met een plastic laag
om storingen veroorzaakt door luchtvochtigheid te vermij-
den).
c)
Schok- en vibratiegeteste mechaníca
5
Bediening
Na het aansluiten van de accu wordt het laden automatisch
gestart. Door knipperen van de desbetreffende LED’s wordt het
ingestelde laadprogramma ca. 10 seconden weergegeven. In
de bijlage vindt u in tabel 3 de indeling van de LED-weergave
bij het laadprogramma.
Is de accu helemaal geladen, dan wordt het laden ook automa-
tisch afgesloten.
Na het voortijdig met de hand stoppen van het laden moet het
apparaat voor het loskoppelen van de accu met de toets
uit-
geschakeld worden.
Afbeelding 1: Bedienings- en weergavefolie
5.1
Functie van de lichtgevende dioden
De functie van het apparaat wordt door vier lichtgevende dio-
den (LED’s) weergegeven:
Tabel 1: Functie van de lichtgevende dioden
NEDERLANDS
LED ‘laden’ (geel)
brandt
tijdens de hoofd- en de nalaadtfase.
knippert
bij vereffeningslading en tijdens de
2
e
U-constante fase (alleen bij pro-
gramma 7 en 15) in combinatie met
LED ‘laden afgesloten’.
LED ‘laden afgesloten’ (groen)
brandt
na een afgesloten lading.
LED ‘storing’ (rood)
brandt
na het uitvallen van de door een
microprocessor gestuurde laadelec-
tronica.
knippert in 2 secondetakt
bij geforceerde omschakeling naar
naladen.
knippert in 4 seconden takt
bij afschakeling wegens overtempe-
ratuur.
LED ‘onderhoudsvrij’ (geel)
brandt
als het apparaat voor het laden van
onderhoudsvrije, gesloten accu’s
ingesteld is (vooraf ingesteld bij
laadprogramma nr. 2-6 en 10-14, bij
nr.7 en 15 volgens opgave).
Opgelet: onderhoudsvrije accu’s
mogen niet geladen worden als de
LED niet brandt!