
2
080107.02
vetus®
Extractor fan type TWinlineA / TWinlineB / TWinlineC / TWinlineD
1 Inleiding
De VETUS afzuigventilator type TWinlineA / TWinlineB / TWinlineC /
TWinlineD is bestemt voor de ventilatie van machinekamer, toiletruimte
of keuken.
W
aarschuWing
Om persoonlijk letsel te voorkomen dienen tijdens installatie en onder-
houd de elektrische aansluitingen altijd losgekoppeld te zijn.
Gebruik de ventilator niet in een ruimte waar de omgevingstemperatuur
hoger dan 70°C is.
V
oorzichtig
Gebruik van deze afzuigventilator om de scheepsmotor van lucht te
voorzien
raden wij af
. Iedere motor heeft namelijk, mits de ventilatie-
openingen van de motor voldoende groot zijn, genoeg capaciteit om de
benodigde lucht zelf aan te zuigen. Wanneer de ventilator in de lucht-
aanvoer van de scheepsmotor is geplaatst, kan de elektromotor van de
ventilator zelfs te warm worden omdat de natuurlijke zuigkracht van de
scheepsmotor de waaier van de ventilator te veel omwentelingen laat
maken.
2 Bedieningsinstructies
Alvorens de motor te starten dient de ventilator gedurende minimaal 4
minuten ingeschakeld te worden en de ruimte op eventuele dampen te
worden gecontroleerd.
W
aarschuWing
Schakel de ventilator nooit in tijdens bijtanken.
3 Installatieaanbevelingen
De ventilator kan in een aantal verschillende situaties worden toegepast.
3.1 Voorbeeld 1
In deze situatie zuigt de scheepsmotor zijn verbrandingslucht NIET sepa-
raat aan. Alleen tijdens stilstand van de scheeps motor kan de machine-
kamer middels de ventilator worden geventileerd. Zie tekening 1.
3.2 Voorbeeld 2
In deze situatie zuigt de scheepsmotor zijn verbrandingslucht separaat
aan (via een rooster met luchtaanzuigkast). De ventilator wordt gebruikt
om opgewarmde lucht uit de machinekamer af te zuigen. Dit kan zowel
bij stilstaande als bij draaiende motor. Zie tekening 2.
3.3 Let op
Zorg altijd voor voldoende grootte van de ventilatieopening(-en) en
voldoende capaciteit van de ventilator(-en). Verkeerd gekozen ventila-
tie openingen en ventilatoren kunnen uiteindelijk leiden tot een minder
goed functioneren van de scheepsmotor. Raadpleeg altijd de inbouw-
instructies van de scheepsmotor leverancier.
Bij een
DIESEL-motor
dient de lucht bij voorkeur onder in de machine-
kamer te worden toegevoerd en zo hoog mogelijk te worden afgezogen.
Bij een
BENZINE-motor
dient de lucht boven in de machinekamer te wor-
den toegevoerd en
zo laag mogelijk te worden afgezogen,
daar waar
het het meest waarschijnlijk is dat er zich dampen zullen verzamelen. Dit
punt moet altijd lager liggen dan de bovenzijde van de motorfundatie. Het
mag echter niet gebeuren dat de slangopening zo laag geplaatst is, dat bil-
gewater mogelijk door de ventilator de slang wordt ingezogen.
4 Installatie
Monteer de ventilator in een schot of vloer, voldoende ruim boven het
bilgewaterniveau, op een plaats vrij van rondspattend water, druipwa-
ter of dekwaswater. De ventilator dient neer-waarts gericht te worden
opgesteld om zo gebruik te maken van de natuurlijke afvoer van water.
Opeenhoping van water in de ventilator wordt hiermee voorkomen.
Bepaal de plaats voor de montagegaten, gebruik hierbij de ventilator als
boormal. Boor gaten voor 4,8 mm (nr. 10) schroeven. Bevestig de venti-
lator met behulp van RVS schroeven. Zet de schroeven gelijkmatig en
voorzichtig vast.
4.1 Ventilatieslang
Pas ventilatieslang toe welke aan de volgende eisen dient te voldoen:
- gladde binnenzijde
- bestand tegen een temperatuur van minimaal 70°C
- water, olie en brandstof bestendig
- bestand tegen onder- en overdruk
Met een inwendige diameter van: TWinlineA / TWinlineC : 76 mm (3”)
TWinlineB / TWinlineD: 102 mm (4")
Houdt de ventilatieslang zo kort mogelijk, pas zo min mogelijk bochten
toe en houdt de radius van de bochten zo groot mogelijk.
Monteer de slang met een draaiende beweging op de slangaansluiting.
Bevestig de ventilatieslang met 2 RVS slang-klemmen per aansluiting.
Een ril op de slangaansluitingen houdt de slang vast en zorgt ervoor dat
de slangen er na de installatie niet afglijden.
W
aarschuWing
Breng een rooster aan over de aanzuigopening indien de aanzuigzijde
van de ventilator niet voorzien wordt van ventilatieslang. Dit voorkomt
aanraking met het draaiende ventilatorblad.
4.2 Elektrische aansluiting
Let er op dat de boordspanning overeenkomt met de op de venti-
lator vermelde aansluitspannning (12 V of 24 V).
Sluit ‘+’ en ‘- ‘ aan zoals in het schema is aangegeven, zie tekening 3. In-
stalleer in de ‘plus’ (+) draad een hoofdschakelaar* en een zekering**.
*) De schakelaar moet geschikt zijn voor 10 A
**) Raadpleeg het schema voor de juiste waarde van de zekering.
Verleng de aansluitdraden indien nood zakelijk. Minimale draaddoor-
snede 1,5 mm
2
, de isolatie mantel moet bestand zijn tegen temperaturen
van meer dan 70°C.
5 Technische gegevens
TWINLINE
A
B
C
D
Slangaansluiting:
ø 76 mm
(3”)
ø 102 mm
(4”)
ø 76 mm
(3”)
ø 102 mm
(4”)
Nominale span-
ning:
12 V DC
24 V DC
Toerental:
9.500
omw/min
7.500
omw/min
9.500
omw/min
7.500
omw/min
Stroomsterkte *):
2,8 A
8 A
1,6 A
5 A
Capaciteit, max:
5 m
3
/min 7 m
3
/min
5 m
3
/min
7 m
3
/min
Statische druk,
max:
25 mm H
2
O
bij
2,5 m
3
/min
45 mm H
2
O
bij
1,4 m
3
/min
25 mm H
2
O
bij
2,5 m
3
/min
45 mm H
2
O
bij
1,4 m
3
/min
Omgevingstempe-
ratuur:
maximaal 70°C
Gewicht:
0,4 kg
0,5 kg
0,4 kg
0,5 kg
*) Stroomsterkte bij resp. 12,6 V / 25,4 V en met 10 m ventilatieslang
De motor is ‘Ignition protected’.
Deze ventilator voldoet aan de ‘ABYC’ en ‘Coast Guard Safety Standards’.
NEDERLANDS