PS230210
01.07.2009
©Velleman nv
8
Bedieningsinstructies
1) Onafhankelijk gebruik van de twee regelbare uitgangen
-
Plaats schakelaars (11) en (12) in de OFF-stand.
-
Gebruik de volgende procedure wanneer de regelbare uitgangen worden gebruikt als uitgangen voor
constante spanning: plaats de "constante stroom"-regelaars (4) en (20) in de max. stand en gebruik de
voedingsschakelaar (5) om het toestel in te schakelen. Stel de vereiste DC uitgangsspanning in voor master
en slave d.m.v. de draaiknoppen (3) en (21) voor "constante spanning"-regeling. De indicators voor
constante spanning (7) en (17) gaan branden.
-
Gebruik de volgende procedure wanneer de regelbare uitgangen worden gebruikt als uitgangen voor
constante stroom: gebruik de voedingsschakelaar (5) om het toestel in te schakelen. Plaats de "constante
spanning"-regelaars (3) en (21) in de max. stand en plaats de "constante stroom"-regelaars (4) en (20) in
de min. stand. Verbind de belasting met de aansluitklemmen en gebruik (4) en (20) om de vereiste
uitgangsstroom in te stellen. De indicators voor constante spanning (7) en (17) doven uit en de indicators
voor de "constante stroom"-mode (6) en (16) gaan branden.
-
Doorgaans worden de regelingen voor constante stroom (4) en (20) in de max. stand geplaatst wanneer de
regelbare uitgangen worden gebruikt als uitgangen voor constante spanning. Bij dit toestel kan de gebruiker
de stroombegrenzing echter zelf instellen. Ga als volgt te werk: schakel het toestel in en plaats de "constante
stroom"-regelaars (4) en (20) in de min. positie. Sluit de positieve en de negatieve uitgangsaansluiting kort.
Stel de "constante stroom"-regelaars (4) en (20) vervolgens zo in dat de uitgangsstroom overeenkomt met
het vereiste stroombegrenzingspunt.
2) De twee regelbare uitgangen zijn in serie geschakeld
-
Plaats schakelaar (11) in de ON-stand en schakelaar (12) in de OFF-stand. Wanneer u de uitgangsspanning
van de master regelt (21), zal de uitgangsspanning van de slave nu automatisch volgen. De max.
uitgangsspanning bedraagt 60V (spanning tussen de aansluitklemmen van (8) en (15)).
-
Ga na of de negatieve aansluitklemmen van de uitgangen van master en slave aangesloten zijn op de
"GND"-aansluitklem (aarding). Ontkoppel ze indien dit het geval is : zo vermijdt u een kortsluiting wanneer
de twee uitgangen in serie worden geschakeld.
-
De uitgangsspanning wordt geregeld door de masteruitgang wanneer de twee uitgangen in serie zijn
geschakeld, maar de stroomregelingen van de twee uitgangen gebeuren nog steeds onafhankelijk van
elkaar. Daarom moet de gebruiker de positie van de "constante stroom"-regelaar (4) controleren. De
spanning van de slave-uitgang zal de spanning van de masteruitgang niet automatisch volgen indien,
bijvoorbeeld, de "constante stroom"-regelaar (4) in de min. stand staat of indien de stroom van de slave-
uitgang hoger is dan de ingestelde stroombegrenzing. De"constante stroom"-regelaar (4) moet bijgevolg in
de max. stand worden geplaatst wanneer de twee regelbare uitgangen in serie zijn geschakeld.
-
Gebruik geschikte testsnoeren om de negatieve aansluitklem van de masteruitgang kort te sluiten met de
positieve aansluitklem van de slave-uitgang indien de twee regelbare uitgangen in serie zijn geschakeld.
Doet u dit niet, dan loopt de stroom door de kortgesloten schakelaar aangezien de negatieve aansluitklem
van de masteruitgang wordt kortgesloten door schakelaar (11). Dit zal de betrouwbaarheid van het toestel
negatief beïnvloeden.
3) De twee regelbare uitgangen zijn parallel geschakeld
-
Plaats schakelaars (11) en (12) in de ON-stand. De twee regelbare uitgangen zijn nu parallel geschakeld.
Gebruik draaiknop (21) om de constante spanning van de masteruitgang te regelen. De spanning van master
en slave blijven gelijk aan elkaar en de indicator (6) van de "constante stroom"-uitgang van de slave gaat
branden.
-
De "constante stroom"-regeling (4) van de slave-uitgang werkt niet indien de twee regelbare uitgangen
parallel geschakeld zijn. Gebruik dus de "constante stroom"-regelaar (20) van de masteruitgang wanneer
één van de twee regelbare uitgangen wordt gebruikt als "constante stroom"-voeding. De uitgangsstroom van
slave- en masteruitgang zijn nu identiek aan elkaar en worden geregeld door (20). De max. uitgangsstroom
bedraagt 6A.
-
Indien de twee regelbare uitgangen parallel geschakeld zijn, moet u testsnoeren gebruiken om de twee
positieve en negatieve aansluitklemmen van de masteruitgang en de slave-uitgang met elkaar te verbinden.
Dit is noodzakelijk om een betrouwbare verbinding te creëren tussen de belasting en de twee parallel
geschakelde uitgangen. De stroom van de twee uitgangen kan verschillend zijn indien de belasting slechts is
aangesloten op één van de uitgangsaansluitingen. Dit kan ook leiden tot beschadiging van de serie-
/parallelschakelaars (11) en (12).
-
Er verschijnen max. 3 digits op de display. Gebruik een meetinstrument met een grotere precisie om de
belasting te ijken indien u een preciezere uitlezing wenst.