2 MONTAGE ACHTER DE TREKKER
- Stel de hefarmen van de trekker op gelijke hoogte in.
De koppelarmen (fig. 4) zijn in twee standen aan de
driepuntsbok te bevestigen. Bij stand
komt de
ROTERRA rotorkopeg het dichtst achter de trekker.
- Bevestig de koppelarmen, voor zover mogelijk, in stand
.
Aangezien de ROTERRA rotorkopeg hierbij het dichtst
achter de trekker komt, geeft dit een gunstigere gewichts-
verdeling dan stand
.
- Bevestig de hefarmen aan de ophangpen.
- Monteer de topstang van de trekker met een categorie II
topstangpen aan de machine.
Bevestig de topstang aan de trekkerzijde bij voorkeur in de
hoogst mogelijke positie en aan de rotorkopeg-zijde in het
onderste gat van de driepuntsbok. De machine kantelt dan
minder naar voren bij het heffen, waardoor minder oneen-
parigheid in de aandrijving zal optreden. Dit is met name
van belang wanneer een aftakas-aangedreven tweede werk-
tuig achter de ROTERRA rotorkopeg wordt aange-
koppeld.
- Stel de topstanglengte zodanig in, dat de ROTERRA
rotorkopeg tijdens het werk horizontaal staat.
- Zet de hefarmen van de trekker met stabilisatiekettingen of
-stangen vast, zodat de machine geen zijdelingse bewegin-
gen kan maken.
- Controleer of de koppelingsas gemakkelijk in- en uit-
schuift.
- Monteer de koppelingsas aan de trekkeraftakas.
Controleer bij de eerste montage of gebruik van een
andere trekker de minimale en maximale overlapping van
de ashelften.
(Raadpleeg de bij de koppelingsas behorende in-
structie.)
- Bevestig de veiligheidsketting van de beschermbuis aan
een vast deel van de trekker.
9
!
4