Trix Minitrix 050B, Руководство пользователя

Страница: 3 / 16

3
Disposition des essieux E h2
Longueur h.t. : 18 912 mm
Vitesse maximale 60 km/h
Masse en service 76,6 t
Puissance nominale 809 kW (1100 ch)
Construite à partir de 1910
Asindeling E h2
Lengte over de buffers 18 912 mm
Maximumsnelheid 60 km/h
Dienstgewicht 76,6 t
Normvermogen 809 kW (1100 pk)
Bouwjaar vanaf 1910
Informations concernant le modèle réel
Forts de leur expérience avec les locomotives tender pour trains
marchandises à 5 essieux couplés des types T 16, les Chemins de
fer Royaux Prussiens décidèrent de faire construire également
une locomotive à vapeur avec tender séparé, présentant la même
disposition d’essieux.
La locomotive immatriculée G 10 aux Chemins de fer Royaux Prus-
siens fut conçue par Henschel à Kassel. Sa charge par essieu de 15
tonnes seulement permettait de l’utiliser également sur les lignes
secondaires. Sa performance égalait celle de la G 8.1 à 4 essieux
couplés. Avec une charge moyenne par essieu de 17 tonnes, celle-ci
était toutefois trop lourde pour les lignes secondaires. La chaudière
de la G 10 était dans une large mesure semblable à celle de la P 8. Le
tender était identique à celui de la G 8.1. Les machines remportèrent
un tel succès, que 2589 unités furent livrées jusqu’en 1925 pour la
seule Prusse.
Suite à de nombreuses commandes à l’exportation et aux
réparations dues à la première guerre mondiale, la locomotive
immatriculée BR 57.10-35 par la DRG à partir de 1925 était également
très répandue à l’étranger. Les dernières machines furent réformées
par la DB en 1970. Pour finir, elles furent utilisées sur les rampes de
triage, pour le service de pousse lourd ainsi que pour remorquer les
trains de travaux.
Informatie over het voorbeeld
Op basis van de goede ervaringen met de vijfvoudig gekoppelde
goederentrein-tenderlocomotieven van de serie T16 en T16.1 over-
woog de directie van de Koninklijke Pruisische spoorwegmaats-
chappij om ook een stoomloc met getrokken tender, met dezelfde
asindeling te bestellen.
Henschel in Kassel ontwikkelde de locomotief, die onder de
bedrijfsserie G 10 bij de Pruisische spoorwegen in dienst werd
genomen. Vanwege hun geringe asdruk van 15 t konden ze ook op
de neventrajecten ingezet worden. Het vermogen kwam overeen
met de viervoudig gekoppelde G8.1. Deze was echter door een
asdruk van 17 t op de binnenste koppelassen te zwaar voor de
neventrajecten. De ketel van de G10 was grotendeels gelijk aan
die van de P8. De tender was identiek aan de G8.1. De machines
waren zo’n succes dat er tot 1925 alleen in Pruisen al 2589 stuks
uitgeleverd werden.
Door de talrijke exportopdrachten en ook door de herstelbetalingen
na de Eerste Wereldoorlog was, de vanaf 1925 door de DRG als BR
57.10-35 ingedeelde locomotief, ook in het buitenland wijd en zijd
verspreid. De laatste machines zijn bij de DB in 1970 buiten dienst
gesteld. Als laatste deden ze dienst op rangeerheuvels, bij het
verplaatsen van zware treinen en in de bouwtreindienst.