NL - 8
DE BEDIENING VAN DE VENTILATOR
Plaats de ventilator op een vlakke stabiele ondergrond. Steek de stekker in een stopcontact.
Aan/uit zetten
Druk op één van de standenknoppen 1 tot 3 om de ventilator aan te zetten. Door op de standenknop 0 te drukken,
schakelt u het apparaat uit.
Stand 0 = uit
Stand 1 = langzaam
Stand 2 = gemiddeld
Stand 3 = snel
Oscilleren
Deze ventilator kan oscilleren (naar links en rechts zwenken) voor een betere luchtverplaatsing. Druk in of trek de
oscillatieknop omhoog.
Wanneer u de windrichting naar boven of beneden wilt wijzigen, kunt u de ventilatorkop eenvoudig naar boven of naar
beneden kantelen.
Druk de oscillatiepin in om de ventilator te laten
oscilleren.
Wanneer u het oscilleren wilt stoppen, trekt u de pin
weer uit.
oscillatiepin
handmatig kantelen
standenknoppen