31
INSTALLATIE
8) ELEKTRISCHE AANSLUITING
De elektrische aansluiting van het apparaat
moet in overeenstemming met de bepalingen
en de geldende normen worden uitgevoerd.
Controleer voordat het apparaat wordt
aangesloten of:
- de spanning overeenkomt met de op de
specificatieplaat getoonde waarde en of de
doorsnede van de draden van het elektrische
systeem bestand zijn tegen de lading, die ook op
de typeplaat staat aangegeven.
- Het elektrisch vermogen van de netvoeding en
stopcontacten geschikt zijn voor het maximum
vermogen van het apparaat (raadpleeg het
gegevenslabel dat is aangebracht op de
onderzijde van het gaskooktoestel).
- Het stopcontact of het systeem beschikt over
een efficiënte aarding, in overeenstemming met
de bepalingen en de geldende normen. De
fabrikant is niet aansprakelijk voor het niet
naleven van deze bepalingen.
Als het apparaat is aangesloten op het
elektriciteitsnet door middel van een
stopcontact:
- een standaard plug “C” (afb. 8) aanbrengen,
geschikt voor de lading die op het gegevenslabel
op de kabel staat aangegeven. De draden
aansluiten volgens onderstaande afbeelding 8,
let op dat de volgende overeenkomsten in acht
worden genomen:
Letter L (onder stroom) = bruine draad;
Letter N (neutraal) = blauwe draad;
Geaard symbool
= groen - gele draad.
- De voedingskabel moet zodanig worden
geplaatst dat geen enkel deel ervan in staat is
om een temperatuur van 90 °C te bereiken.
- Gebruik nooit reductors, adapters of shunts voor
aansluiting, omdat deze valse contacten kunnen
creëren en kunnen leiden tot gevaarlijke oververhitting.
- De uitlaat moet toegankelijk zijn na het
inbouwen.
Als het apparaat rechtstreeks is
aangesloten op het elektriciteitsnet:
- installeer een meerpolige stroomondrbreker
tussen het apparaat en het elektriciteitsnet. Deze
vermogensschakelaar moet afmetingen hebben
die in overeenstemming zijn met de huidige
voorschriften voor installatie.
- Denk er aan dat de aarddraad niet mag worden
onderbroken door de vermogensschakelaar.
- Voor optimale veiligheid kan de elektrische aansluiting
ook worden beschermd door een differentiële
vermogensschakelaar met hoge gevoeligheid.
Het wordt sterk aangeraden om de betreffende
geel-groene aardedraad vast te zetten aan een
efficiënt aardingssysteem.
Voordat er onderhoud op het elektrische
gedeelte van het apparaat wordt uitgevoerd
moet het absoluut worden losgekoppeld van
het elektriciteitsnet.
Het apparaat altijd loskoppelen van het
hoofdstroomnet voordat er afstellingen
worden uitgevoerd. Alle afdichtingen moeten
door de technicus aan het einde van eventuele
aanpassingen of regelingen worden
vervangen.
onze branders hebben geen afstelling van de
primaire lucht nodig.
9) KRANEN
Aanpassing “verlaagd recht”
- Schakel de branderin en zet de betreffende
knop op de stand “Verlaagd recht” (kleine vlam
afb. 1).
- Verwijder de knop “M” (afb. 12 en 12/A) van de
kraan, door eenvoudig op de staaf te drukken.
De bypass voor minimale frequentieregulatie kan
zijn: naast de kraan (afb. 12) of in de schacht. In
elk geval kan het, om toegang tot de regulering,
worden
gedaan
door
een
kleine
schroevendraaier '' D '' naast de kraan (afb. 12)
of in de opening '' C '' in de schacht van de kraan
(afb. 12/A) aan te brengen. Draai de schroef van
de gashendel naar rechts of links, totdat de
brandervlam adequaat is geregeld op de stand
“Verlaagd recht”.
De vlam mag niet te laag zijn: de laagste kleine
vlam moet continu en gelijkmatig zijn. De
verschillende onderdelen opnieuw monteren.
Het is duidelijk dat alleen branders die werken
met G20 gas de hierboven genoemde
aanpassingen moeten ondergaan. De schroef
moet volledig worden vergrendeld wanneer de
branders werken met G30 en G31 (rechtsom).
REGULATION
KRANEN SMEREN
Mocht er een kraan moeten
worden vergrendeld, niet
forceren en om technische
bijstand inroepen.