90
wanneer te hoge stroomsnelheden worden gebruikt.
Het wordt aanbevolen om een stroomsnelheid te
gebruiken die niet hoger is dan 0,5 ml/min.
Procedure voor het testen van de
SIPHONGUARD-regelaar
Opmerking:
deze procedure is uitsluitend van
toepassing op kleppen met een geïntegreerde
SIPHONGUARD-regelaar.
Opmerking:
voer deze procedure onmiddellijk uit na
het voltooien van de spoelprocedure. Deze procedure
is bedoeld voor een visuele bevestiging dat de
SIPHONGUARD-regelaar naar behoren functioneert.
1.
Gebruik een volle injectiespuit met zoutoplossing die
aan de vierweg- is bevestigd om de manometer tot
boven aan te vullen.
2.
Draai de afsluitkraan om de manometer op de klep
en de SIPHONGUARD-regelaar aan te sluiten
(afbeelding A-3).
3.
Breng het uiteinde van de distale katheter op dezelfde
hoogte als het vloeistofniveau in de manometer
(afbeelding A-4).
Opmerking:
de regelaar moet op een steriel
oppervlak liggen en mag gedurende de test niet
worden aangeraakt.
4.
Houd het distale uiteinde van de katheter naast
de manometer en laat het uiteinde van de katheter
langzaam zakken totdat het vloeistofniveau in de
manometer begint te zakken.
5.
Laat het uiteinde van de katheter verder zakken met
een snelheid die hoger ligt dan de snelheid waarmee
het vloeistofniveau in de manometer zakt. Wanneer
u dit doet, merkt u dat er een corresponderende
toename is in de snelheid waarmee het
vloeistofniveau in de manometer zakt.
6.
Er wordt een punt bereikt waarop de snelheid van
het zakken van het vloeistofniveau in de manometer
drastisch afneemt, maar NIET stopt. Dit is het punt
waarop het primaire pad van de SIPHONGUARD-
regelaar wordt afgesloten en de stroom wordt
omgeleid naar het secondaire pad met hoge
weerstand. Hierdoor wordt het juiste functioneren van
de SIPHONGUARD-regelaar bevestigd.
7.
Herhaal de stappen 3 tot en met 6 zo nodig om
het functioneren van de SIPHONGUARD-regelaar
opnieuw te bevestigen.
Manometertest
Opmerking:
het uitvoeren van een manometertest wordt
niet aanbevolen omdat deze test onderhevig is aan
omgevingsfactoren en een resultaat oplevert dat niet
fysiologisch van aard is en waarvoor fabrikanten geen
prestatiebereik opgeven.
Vereiste apparatuur
(gebruik volledig steriele
apparatuur en voer testen onder steriele
omstandigheden uit)
Eén steriele manometer, groot boorgat (bijvoorbeeld 3,5 mm),
met een schaalverdeling in mm (verkrijgbaar in lengtes
van 38 cm tot 60 cm)
Een steriele vierwegafsluitkraan
Eén steriele injectiespuit, minimaal 10 ml wordt aanbevolen