- 38 -
- 39 -
Opmerking:
De montageplaats moet minstens 1 m van een lamp verwijderd zijn, omdat de
warmtestraling het systeem kan activeren.
Aansluiting van de stroomtoevoer IR 180 UNIVERSAL
(afb� 4�2)
Aansluitschema
(afb� 4�3)
Parallelle schakeling
Er kunnen meerdere IR 180 UNIVERSAL parallel worden geschakeld met de
aansluitklemmen. Hierbij moet erop worden gelet, dat niet het maximaal aan
te sluiten vermogen, maar het minimale aansluitvermogen met de factor van
de parallel geschakelde sensoren wordt verhoogd. Bedenk verder, dat een
handmatige start m.b.v. de knop
(I)
alleen mogelijk is, wanneer alle andere
sensoren uitgeschakeld zijn.
Knop voor handmatige start:
Bij wijze van uitzondering zou het kunnen gebeuren, dat de sensor ten gevolge
van een lege energie-opslag niet automatisch kan inschakelen.
Om de IR 180 UNIVERSAL dan in te schakelen, verwijdert u de sensormodule,
drukt vervolgens op de knop
(I)
op de belastingsmodule tot de verlichting
inschakelt; daarna monteert u de sensormodule weer. De verlichting kan in dat
geval zo lang niet worden uitgeschakeld, tot er weer een minimaal laadvermo-
gen werd bereikt, zie oplaadgedrag.
5� Montage
• Alle onderdelen controleren op beschadigingen.
• Neem het product bij beschadigingen niet in gebruik.
• Kies een passende montageplaats; houd hierbij rekening met de reikwijdte
en de bewegingsregistratie (afb. 5.1)
Montagestappen
• Sensor- en belastingsmodule scheiden
(afb� 5�2)
• Stroomtoevoer uitschakelen
(afb
.
4�1)
• Netaansluiting maken
(afb
.
4�2/4�3)
• De belastingsmodule
(H)
in de inbouwcontactdoos plaatsen
(afb�
5�3)
• Met doosbevestigingsschroeven aan de draagring schroeven
(afb�
5�3)
.
• Instellingen van de instelknopjes en DIP-switches uitvoeren bij de sensormo-
dule
(E)
(afb� 5�4) (
➜
'6�Functies')
• De sensormodule
(E)
en het afdekraam
(G)
tegen elkaar plaatsen en met
druk verbinden met de belastingsmodule
(H)
(afb� 5�5)�
• Stroomtoevoer inschakelen
(afb� 5�6)
6� Functies
Fabrieksinstellingen instelknopjes
Reikwijdte-instelling
(J)
: 20 m
Tijdinstelling
(K)
: 30 sec.
Schemerinstelling
(L)
: daglichtstand
Reikwijdte-instelling IR (afb� 5�4 / J)
Instelbaar in standen
–
Instelknopje maximaal = max. reikwijdte (ca. Ø 20 m)
–
Instelknopje minimaal = min. reikwijdte (ca. Ø 5 m)
Tijdinstelling (afb� 5�4 / K)
Instelbaar in standen.
De gewenste nalooptijd wordt ingesteld als minimale nalooptijd. Instellingen
van 30 sec. tot 15 min. zijn mogelijk. Indien het i.v.m. een laag laadvermogen
van de geïntegreerde energie-opslag nodig mocht zijn, wordt de ingestelde
nalooptijd automatisch verlengd tot de energie-opslag weer voldoende laadver-
mogen heeft bereikt. Bij een zeer ver ontladen energie-opslag en een erg kleine
aangesloten belasting wordt de nalooptijd maximaal tot 3 uur verlengd. Bij
overschrijding van de drempelwaarde (aanwezigheidslogica) schakelt de sensor
na afloop van de nalooptijd uit.
Schemerinstelling (afb� 5�4 / L)
De gewenste drempelwaarde kan in standen van 2 – 1000 lux worden
ingesteld.
–
Instelknopje op = schemerstand (ca. 2 lux)
–
Instelknopje op
= daglichtstand (ca. 1000 lux)
➜
Tabel 'Toepassingsvoorbeelden' pag� 41
Fabrieksinstellingen DIP-switches
DIP 1 – DIP 5 = OFF
DIP 1 – normaal bedrijf/testmodus (NORM/TEST) (afb� 5�4)
De testmodus op de sensorschakelaar heeft voorrang op alle andere instellin-
gen en is bedoeld om de werking en het registratiebereik te controleren. De
sensorschakelaar schakelt, onafhankelijk van de lichtsterkte, bij beweging in de
ruimte de verlichting gedurende een nalooptijd van ca. 5 sec. in. Bij normaal
bedrijf gelden alle individueel ingestelde waarden (instelknopje). De testmodus
van de DIP-switches wordt niet automatisch verlaten.