51
brandingskamer bevindt;
– zet de ketel met de hoofdschakelaar
onder spanning; aan de hand van het
feit dat het groene led-indicatielampje
(3) gaat branden kunt u controleren
of het toestel onder stroom staat. De
brander gaat aan.
3.2.2 Ketelaquastaat (Abb. 8)
Stel de ketelaquastaat van de verwar-
mingsketel in op een temperatuur van
tenminste 60°C.
De ingestelde temperatuurwaarde kan
aan de hand van de thermometer worden
gecontroleerd.
3.2.3 Veiligheidsaquastaat (Abb. 9)
Zodra de temperatuur in de ketel boven
de 100°C stijgt schakelt de veiligheids-
aquastaat, die een handmatige reset-
functie heeft, in waardoor de brander
onmiddellijk dooft. Om de ketel weer
in werking te stellen moet u het zwarte
kapje eraf schroeven en moet u op het
knopje dat zich daaronder bevindt druk-
ken.
Als dit verschijnsel zich vaak voordoet
dan moet u een erkende vakman inscha-
kelen om de ketel na te laten kijken.
3.2.4 De installatie vullen
Controleer van tijd tot tijd of de hydro-
meter bij een koude installatie druk-
waarden uitwijst tussen de 1 - 1,2 bar
(98-117,6 kPa). Als de druk lager is dan 1
bar (98 kPa) moet u dit herstellen.
3.2.5 De ketel uitschakelen (Abb. 7)
Om de ketel tijdelijk uit te schakelen
moet u de stroom uitschakelen door
op de hoofdschakelaar te drukken. Het
lange tijd niet gebruiken van de ketel
brengt de noodzaak om enkele handelin-
gen te verrichten met zich mee:
– zet de hoofdschakelaar van de instal-
latie op uit;
– draai de brandstof- en de waterkranen
van de verwarmingsinstallatie dicht;
– laat de verwarmingsinstallatie leeglo-
pen als er vorstgevaar is.
3.3
SEIZOENREINIGING
Het onderhoud aan de generator moet
één keer per jaar uitgevoerd worden,
waarbij een beroep gedaan moet wor-
den op de erkende technische dienst.
Alvorens met de reinigings- of
onderhoudswerkzaamheden te begin-
nen moet het apparaat eerst losgekop-
peld worden van het elektriciteitsnet.
3.3.1 Rookgaszijde van de ketel
(Abb. 10)
Om de rookgasdoorvoeren te reinigen
moeten de schroeven waarmee de deur
aan het ketellichaam bevestigd is ver-
wijderd worden en moeten de binnen-
oppervlakken en de rookgasafvoerpijp
met een speciale borstel goed gereinigd
worden en moeten alle resten verwijderd
worden.
Na het onderhoud moeten de turbu-
latoren die voorheen verwijderd zijn
weer op de oorspronkelijke plaats
aangebracht worden. Worden de
onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd
zonder de brander te verwijderen.
3.3.2 Storingen in de werking
Hieronder worden enkele oorzaken en
de mogelijke oplossingen opgesomd van
een aantal storingen die eventueel kun-
nen optreden en die aanleiding kunnen
geven tot het niet of niet goed functione-
ren van de ketel.
Een storing in de werking zorgt er in
de meeste gevallen voor dat het waar-
schuwingslampje van de besturings- en
controleautomaat dat op een blokkering
duidt, gaat branden.
Als dit waarschuwingslampje gaat bran-
den, kan de brander pas weer functio-
neren nadat de ontgrendelknop volledig
ingedrukt is; als u dit gedaan heeft en
de normale ontsteking weer plaatsvindt,
kan de blokkering van de brander aan
een onschuldige storing van voorbijgaan-
de aard worden toegeschreven. Als de
blokkering daarentegen voortduurt dan
moet de oorzaak van de storing vastge-
steld worden en de hieronder vermelde
oplossingen toegepast worden:
60
ϒ
C
Abb. 8
60
ϒ
C
Abb. 9
Содержание 1R HE 9 ErP
Страница 94: ...94 NOTE ...
Страница 95: ......