NL
- 39 -
6.2 Instructies voor het correct werken
Plaats het gereedschap aan het begin van het
te bewerken stuk grond en hou het aan de schu-
ifbeugel goed vast voordat u het gereedschap
inschakelt.
Leid de freesmessen over het te bewerken vlak.
Om een keurig bewerkte grond te bereiken leidt
u het gereedschap in zo recht mogelijke banen.
De banen moeten elkaar steeds met enkele cen-
timeters overlappen zodat er geen stroken blijven
staan.
Zet de motor op tijd stop als u aan het einde van
het te bewerken vlak bent aangekomen. Voordat
u het gereedschap opheft (b.v. om van richting te
veranderen) dient u de motor stop te zetten.
De onderkant van het gereedschap schoon
houden en aangekoekte aarde beslist verwijde-
ren. Aankoekingen bemoeilijken het starten en
verminderen de werkdiepte.
Op hellingen moet de werkrichting dwars t.o.v.
de helling verlopen. Voordat u eender welke con-
troles van de freesmessen verricht dient u zeker
de motor stop te zetten en de netstekker uit het
stopcontact te verwijderen.
Ter voorbereiding van de zaaibeurt bevelen wij
één van de werkbanen aan zoals getoond in
fi
g.
14.
Werkbaan A:
Frees eerst alle banen na elkaar, dan een tweede
keer alle banen met 90 graden verplaatst ten op-
zichte van de eerst gefreesde banen.
Werkbaan B:
Frees eerst alle banen na elkaar, dan een tweede
keer, maar de loopwegen overlappen elkaar.
Waarschuwing!
De freesmessen blijven na het stopzetten van
de motor nog enkele seconden draaien. Pro-
beer deze nooit te stoppen. Indien de draai-
ende freesmessen een voorwerp raken, het
gereedschap uitschakelen en wachten tot de
freesmessen helemaal stilstaan. Controleer daar-
na de toestand van de freesmessen. Indien die
beschadigd zijn moeten ze worden vervangen.
Leg de gebruikte aansluitkabel van het ge-
reedschap in bochten voor het gebruikte stop-
contact op de grond klaar. Werk al weggaand van
het stopcontact of de kabel en let er op dat de
aansluitkabel van het gereedschap steeds op de
reeds bewerkte grond ligt om te voorkomen dat u
met de freesmessen over de kabel rijdt.
7. Vervanging van de
netaansluitleiding
Gevaar!
Als de netaansluitleiding van dit apparaat be-
schadigd wordt, dan moet hij door de fabrikant
of diens klantendienst of door een gelijkwaardig
gekwali
fi
ceerde persoon vervangen worden, om
gevaren te vermijden.
8. Reiniging, onderhoud en
bestellen van wisselstukken
Gevaar!
Onderhouds- en schoonmaakwerkzaamheden
op het gereedschap mogen enkel worden verricht
en de beschermende inrichtingen mogen enkel
verwijderd nadat de motor is stopgezet en de
netstekker uit het stopcontact is verwijderd.
8.1 Reiniging
•
Hou de veiligheidsinrichtingen, de ventila-
tiespleten en het motorhuis zo veel mogelijk
vrij van stof en vuil. Wrijf het toestel met een
schone doek af of blaas het met perslucht bij
lage druk schoon.
•
Het is aan te bevelen het toestel direct na elk
gebruik te reinigen.
•
Reinig het toestel regelmatig met een vochti-
ge doek en wat zachte zeep. Gebruik geen
reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het toestel kun-
nen aantasten. Let er goed op dat geen water
in het toestel terechtkomt. Door binnendrin-
gen van water in een elektrische apparatuur
verhoogt het risico van een elektrische schok.
8.2 Koolborstels
Bij bovenmatige vonkvorming laat u de koolbors-
tels door een bekwame elektricien nazien.
Gevaar!
De koolborstels mogen enkel door een
bekwame elektricien worden vervangen.
Anl_PE_EBH_7530_SPK7.indb 39
Anl_PE_EBH_7530_SPK7.indb 39
09.10.14 08:23
09.10.14 08:23