44
NL/BE
–
Let erop dat u alleen afstandsschijven en spilrin-
gen gebruikt die geschikt zijn voor het door de
fabrikant vermelde doel.
–
Aandacht! Niet in de plaats van de laser met een
ander type.
Reparaties mogen alleen door de fabrikant of
een gemachtigde worden uitgevoerd.
–
Verwijder geen zaagresten of andere delen van
het werkstuk uit de verwerkingszone zolang de
machine draait en de zaageenheid zich nog niet
in de rustpositie bevindt.
Aanwijzingen voor een goede en veilige zagen:
a) Bevestig het werkstuk zagen altijd tafel. Om dit
te doen, gebruik maken van de meegeleverde
armatuur.
b) Zorgen voor de stabiliteit van de machine voor
elke snede;
c) Indien nodig sluit de machine op een werkbank
of iets dergelijks.
Bout de machine op de werkbank. Dit kan wor-
den gewezen op de gaten in de vaste zaagtafel.
d) Lange werkstukken moeten worden ondersteund
om te voorkomen dat ze na het zagen van de
tafel vallen (bijvoorbeeld met een rolstaander of
rolbok).
e) Controleer of de zaag in geen enkele positie de
draaitafel raakt door, nadat de stekker uit het
stopcontact is gehaald, het blad met de hand in
de standen 45° en 90° te draaien. Stel zo nodig
de zaagkop opnieuw af.
Waarschuwing!
Dit elektrisch apparaat genereert een
elektromagnetisch veld als het is ingeschakeld. Dit
veld kan onder bepaalde omstandigheden interfereren
met actieve of passieve medische implantaten. Om het
risico op ernstig of dodelijk letsel te beperken, raden we
personen met medische implantaten aan om hun arts en
de fabrikant van het medische implantaat te raadplegen
voordat de machine wordt gebruikt.
VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN VOOR DE
BEHANDELING VAN ZAAGBLADEN
1
Gebruik alleen gereedschap als u weet hoe u
ermee om moet gaan.
2
Houd rekening met het maximale toerental. Het
maximale toerental dat op het gereedschap staat
vermeld, mag niet worden overschreden. Houd u,
indien aangegeven, aan het toerentalbereik.
3
Let op de draairichting van de motor en het zaag-
blad.
4
Gebruik geen gereedschap dat barsten vertoont.
Gooi het gereedschap weg als het barsten ver-
toont. Het is niet toegestaan om het te repareren.
5
De klemoppervlakken moeten van vuil, vet, olie en
water worden ontdaan.
6
Gebruik geen losse pasringen of -bussen om de
boring van cirkelzaagbladen te verkleinen.
7
Zorg ervoor dat de bevestigde pasringen voor de
borging van het gereedschap dezelfde diameter
hebben en dat ze minimaal 1/3 van de snijdiameter
hebben.
–
Gehoorbescherming om het risico op gehoor-
beschadiging te beperken.
–
Bescherming van de ademhalingswegen om
het risico op inademing van gevaarlijk stof te
verminderen.
–
Draag handschoenen bij het hanteren van
zaagbladen en onbewerkte materialen.
Vervoer zaagbladen, indien mogelijk, in een
houder.
–
Draag een veiligheidsbril. Vonken die tijdens
het werk ontstaan of vrijkomende houtsplinters,
houtkrullen en stof uit het apparaat kunnen
leiden tot verlies van het gezichtsvermogen.
–
Sluit de machine aan op een stofopvanginrich-
ting wanneer u hout zaagt. De hoeveelheid stof
die vrijkomt is onder andere afhankelijk van de te
bewerken materiaalsoort, het belang van lokale
opvang (opname of bron) en de juiste positione-
ring van kappen, keerschotten en geleiders.
–
Gebruik geen zaagbladen van hooggelegeerd
sneldraaistaal (HSS-staal).
2
Onderhoud en instandhouding
–
Haal bij instel- of onderhoudswerkzaamheden
altijd de stekker uit het stopcontact.
–
De geluidsproductie is afhankelijk van ver-
schillende factoren, zoals de kwaliteit van het
zaagblad en de toestand van het zaagblad en de
machine. Gebruik, indien mogelijk, zaagbladen
die zijn ontworpen voor een lagere geluids-
productie, voer regelmatig onderhoud uit aan
machine en toebehoren en verricht zo nodig
herstelwerkzaamheden om de geluidsproductie
te verminderen.
–
Meld aangetroffen fouten aan de machine, de
veiligheidsvoorzieningen of opzetstukken direct
aan de verantwoordelijke veiligheidsfunctionaris.
3
Veilig werken
–
Selecteer één, het te snijden materiaal, geschik-
te blade.
–
Gebruik de zaag naar andere snijden dan het
nooit opgegeven materialen.
–
Transporteren machine volgt u de procedure op
grond van hoofdstuk 9.
–
Gebruik voor het transport van de machine al-
leen de transportvoorzieningen. Gebruik nooit
de veiligheidsvoorzieningen om het apparaat te
hanteren of te transporteren.
–
Werken alleen als dat beveiligingsvoorzieningen
moeten functioneren en in goede staat met de
zaag. De veiligheidsvoorzieningen moeten in de
juiste positie.
–
De vloer rondom de machine moet waterpas,
schoon en vrij van losse deeltjes, zoals spanen
en zaagresten, zijn.
–
Gebruik alleen zaagbladen waarvan het maxi-
maal toegestane toerental is niet lager is dan het
maximale spiltoerental van de tafelcirkelzaag en
die geschikt zijn voor het te bewerken materiaal.