46
4
Leg het te lamineren voorwerp zodanig in het lamineerhoesje dat aan
alle kanten 3 à 5 mm afstand tot de folierand overblijft.
Let op:
Gebruik uitsluitend heetlamineerfolies.
5
Steek de folie samen met het te lamineren voorwerp in de
invoeropening van het lamineerapparaat. De gesloten kant van de
folie moet het eerst in het apparaat worden ingevoerd.
Opmerking:
Om vouwen in de lamineerfolie te voorkomen mag nooit
de open kant van de lamineerfolie als eerste in de invoeropening van het
lamineerapparaat worden gestoken. Bij het invoeren van de folie beslist de
instructies op de invoeropening opvolgen. Het lamineerproces verloopt
automatisch.
Let op:
De eruit komende folie is na het lamineren zeer heet en
zacht. Daarom voorzichtig omgaan met het gelamineerde voorwerp.
Opmerking:
Om het gelamineerde voorwerp plat te maken kan het
onder een boek of ander zwaar voorwerp worden gelegd.
Koudlamineren
1
Steek de netstekker in een goed bereikbaar stopcontact.
Let op:
Controleer of de voedingsspanning die op het apparaat
vermeld staat overeenkomt met die van het elektriciteitsnet (220 – 240 V, 50
Hz).
2
Schakel de Aan/Uit-schakelaar aan de rechterbovenkant van het
apparaat in:
COLD
3
De aandrijfmotor voor de transportrollen begint te draaien, het groene
signaallampje licht op.
Let op:
Hebt u het lamineerapparaat kort van tevoren gebruikt voor
heetlamineren dan moet u het laten afkoelen. De afkoelingstijd duurt
maximaal 30 minuten.
4
Verwijder de beschermfolie van het lamineerhoesje.
5
Leg het te lamineren voorwerp zodanig in het lamineerhoesje dat aan
alle kanten 3 à 5 mm afstand tot de folierand overblijft.
6
Steek de folie samen met het te lamineren voorwerp in de
invoeropening van het lamineerapparaat. De gesloten kant van de
folie moet het eerst in het apparaat worden ingevoerd.