Nederman 865 series, Оригинальное руководство пользователя

Страница: 61 / 88

Exhaust Hose Reel 865
3 Rol de slang op, door de trommel in de richting van
de pijl te draaien. Zorg ervoor dat de slang slechts
één laag vormt op de trommel.
4 Span de veer. Zie Afbeelding 6 en Paragraaf 4.7 In-
stellen van de veerspanning .
5 Bevestig de slangstop zodanig op de slang dat
het mondstuk op de gewenste plaats stopt als de
slang weer wordt opgewikkeld.
6 Breng het mondstuk aan.
4.4 Blokkeringspal
Zie Afbeelding 4 . De haspel is uitgerust met een blok-
keringspal waarmee de slang wordt vastgezet in de
gewenste stand. De pal wordt losgelaten als de slang
iets wordt uitgetrokken. De slang rolt zich dan auto-
matisch op. De pal wordt bij levering gemonteerd voor
montage aan het plafond (positie A). Bij montage van
de haspel tegen de wand moet u de pal van stand A
naar B schuiven.
OPMERKINGEN!
De pal moet na montage naar het midden van
de haspel wijzen.
4.5 Kanaalaansluiting
Zie Afbeelding 5 . De verbindingsslang die wordt gele-
verd met de haspel, dient om de haspel te verbinden
met leidingsystemen en een centrale ventilator.
* Spanband.
OPMERKINGEN!
De leiding moet van slangclips voorzien zijn.
Geen schroeven boren of aanbrengen.
4.6 Plaats van de ventilator
U kunt een geschikte ventilator kiezen uit het Neder-
man ventilator assortiment. Om lekken te voorkomen,
moet u de ventilator buiten zo dicht mogelijk bij de lei-
dinguitgang in de werkruimte plaatsen.
4.7 Instellen van de veerspanning
Zie Afbeelding 6 . De haspel heeft bij de levering een
basisveerkracht die u soms na montage van de haspel
met slang en mondstuk moet bijstellen.
OPMERKINGEN!
span de veer niet meer dan nodig is om de
slang precies in ruststand te laten komen.
4.7.1 Verhoging van de veerspanning (ge-
monteerde haspel)
1 Zorg ervoor dat de slang op zijn plaats zit en weer
volledig op de haspel is gewikkeld
2 Trek de slang uit en controleer of de slang in de
werkzame positie staat. Druk de veiligheidsver-
grendeling (A) in.
3 Gebruik de dopsleutel die is geleverd bij de haspel.
Draai in de richting van de pijl zoals is aangegeven
op de afbeelding.
4 Span de veer in kleine stappen en controleer
steeds hoe de slang wordt opgewikkeld.
5 Trek de veiligheidsvergrendeling (A) uit. Contro-
leer of de slang helemaal kan worden uitgetrok-
ken zonder dat de veer maximaal hoeft te worden
gespannen.
4.7.2 Verlaging van de veerspanning (ge-
monteerde haspel)
1 Zorg ervoor dat de slang op zijn plaats zit en weer
volledig op de haspel is gewikkeld
2 Druk de veiligheidsvergrendeling (A) in.
3 Haal de slangstop en het mondstuk weg.
4 Trek de slang een (1) wikkeling van de haspel.
5 Breng de slangstop en mondstuk weer aan.
6 Trek de veiligheidsvergrendeling (A) uit.
4.8 Functie van de regelklep
Zie Afbeelding 7 . De haspel is uitgerust met een me-
chanische smoorklep die automatisch opengaat als de
slang wordt uitgetrokken. De smoorklep gaat dicht als
de slang wordt opgewikkeld.
De regelklep is voorzien van rode en groene markerin-
gen:
• A, rode markering: de regelklep is dicht
• B, groene markering: de regelklep is open
4.9 Gebruiksaanwijzing
4.9.1 Aansluiting
Trek de slang uit totdat de gewenste positie is be-
reikt en controleer of de slang in de werkzame positie
staat. Sluit het mondstuk aan op de uitlaatpijp van het
voertuig (zie
Afbeelding 8 ).
WAARSCHUWING! Gevaar voor persoonlijk
letsel
• Controleer of er genoeg zuigcapaciteit is in
de afzuigslang alvorens hem met de uitlaat
van de auto te verbinden. Als dit niet het ge-
val is, controleer dan de draairichting van het
schoepenrad en/of de werking van de regel-
klep. Controleer zo nodig de installatie van de
ventilatorstartschakelaar.
• Een gasalarm wordt aanbevolen.
4.9.2 Ontkoppeling
Ontkoppel het mondstuk van de uitlaatpijp van het
voertuig. Trek de slang een beetje aan om de pal te
ontkoppelen. De slang zal naar de trommel teruglo-
pen en moet met de hand worden vastgehouden tot-
dat het in de eindpositie is gekomen. Controleer of
de slang als een laag over de trommel ligt (zie
Afbeel-
ding 9 ).
NL
61