![METREL MD 1050 Скачать руководство пользователя страница 29](http://html1.mh-extra.com/html/metrel/md-1050/md-1050_operating-instructions-manual_1779032029.webp)
MD 1050-LED
24 Algemeen
Spanningen hebben prioriteit. Als de meetpennen geen spanning meten
(< 3 V), bevindt het apparaat zich in de modus doorgangstest. Om het LED licht aan te
zetten drukt u op de toets ‘Light’.
24.1 Zelftest
Houd als test de testpennen tegen elkaar. De ‘Rx/
Ω
’- LED moet duidelijk groen branden
en er klinkt een piepsignaal. (Na korte tijd schakelt het apparaat door de ‘Auto Power
Off’-functie automatisch uit.) Mocht de LED niet of slechts zwak gaan branden dan
moeten de batterijen vervangen worden.
Als het apparaat met nieuwe batterijen niet werkt, moet het tegen foutief gebruik worden
beschermd.
24.2 Gelijkspanning controleren
(Voor inschakeling testpennen tegen elkaar houden)
Bij het aanleggen van de meetpennen aan een gelijkspanning binnen het nominale
spanningbereik branden een van de onderste (12 V +~-) en de daarboven liggende
LEDs overeenkomstig de aanliggende spanning. De onderste LEDs geven de polariteit
overeenkomstig de codering op de meetpennen aan! (+, –)
Na overschrijding van de drempelwaarde van 35 V hoort u een geluidssignaal. Dit
signaal wijst op een levensbedreigende spanning!
24.3 Wisselspanning controleren
Bij het aanleggen van de meetpennen aan een wisselspanning binnen het nominale
spanningbereik branden beide onderste (12 V +~–) en de daarboven liggende LEDs
overeenkomstig de aanliggende spanning. Het tegelijkertijd branden van de onderste
LEDs duidt op wisselspanning (~).
Na overschrijding van de drempelwaarde van 35 V hoort u een geluidssignaal. Dit
signaal wijst op een levensbedreigende spanning!
24.4 Fasecontrole
Raak met een van de meetpennen een geleider aan en raak daarbij het vingercontact
aan. Wanneer een fase, min. 100 V~, aanligt, gaat de
‘<L’-LED branden!
Voor bepaling van de fasedraden door het vingercontact kan de waarneembaarheid van
de weergave nadelig worden beïnvloed, bijvoorbeeld door isolerende inrichtingen ter
beveiliging tegen directe aanraking, in ongunstige posities, bijvoorbeeld op houten
ladders of isolerende vloerbedekkingen, van een ongeaarde spanning of ook bij slecht
licht.
29