17. Voordat u de verbruikers op de regelaar aansluit, moet u eerst de uitvoer van de regelaar uitschakelen (met
de knop), om letsel door de verbruikersspanning te voorkomen. De regelaar biedt geen bescherming tegen
omgekeerde polariteit voor de verbruikers. Omgekeerde polariteit met betrekking tot de verbruikers zal de
verbruikers kapotmaken, dus wees voorzichtig bij het aansluiten.
Beschrijving van de knopfuncties
1.
Verbruikers overschakelen: wanneer de verbruikers in handmatige modus staan, drukt u kort op de SET-knop
om de verbruikers te wisselen.
2.
Een storing: druk kort op de SET-knop.
3.
Browse-modus: druk kort op de MENU- of SET-knop.
4.
Instelmodus: houd de MENU-knop langer ingedrukt om de tweede browse-interface te openen en druk
vervolgens op de MENU- of SET-knop om door de interfaces te gaan. Houd de MENU-knop nogmaals langer
ingedrukt om naar de instelmodus te gaan. Druk kort op de MENU- of SET-knop om de parameters in te stellen.
Houd vervolgens de MENU-knop ingedrukt om de nieuwe instellingen op te slaan. Door de SET-knop (lang) in
te drukken of door 20 seconden geen knoppen te bedienen, wordt de tweede interface afgesloten.
Display
1.
Nachtsymbool:
Dit symbool verschijnt wanneer de
ingangsspanning van het zonnepaneel
lager is dan de spanning van het sensor-
identificatiepunt.
2.
Dagsymbol:
Dit symbool verschijnt wanneer de
ingangsspanning van het zonnepaneel
hoger is dan de spanning van het sensor-
identificatiepunt.
3.
Indicator van de zonnepaneel-parameter:
Dit symbool verschijnt wanneer de parameter
van het zonnepaneel wordt weergegeven.
Bijvoorbeeld de spanning van het zonnepaneel.
4.
Indicator van de batterijparameter:
Dit symbool verschijnt wanneer de parameter van de batterij wordt weergegeven.
Bijvoorbeeld de spanning of temperatuur van de batterij.
5.
Indicator van de verbruikersparameter:
Dit symbool verschijnt wanneer de parameter van de verbruikers wordt weergegeven.
6.
Systeemspanning:
Wanneer een andere systeemspanning wordt weergegeven, past de regelaar de technische gegevens
automatisch aan.
7.
Numeriek weergavegebied
8.
Timerinstellingsfunctie
9.
Schakelsymbool
10. Eenheid-symbool
11. Waarschuwing:
Dit symbool verschijnt als er een fout opgetreden is.
12. Indicator van de status van de verbruikers:
Aan/uit
13. Indicator van het uitgangsvermogen:
Dit symbool zal verschijnen wanneer de verbruikersuitgang output geeft.
14. Indicator van de batterijcapaciteit:
Dit symbool toont de verschillende niveaus van de batterijcapaciteit, met het aantal getoonde streepjes.
15. Indicator van de laadstatus:
Dit symbool verschijnt wanneer de regelaar aan het opladen is. Een knipperend symbool geeft het floatladen aan.
NEDERLANDS